020 530 0160

Toekomstperspectief of gouden kooi? Langdurige contracten met minderjarige sporttalenten onder de loep

Gepubliceerd op 9 mei 2025 categorieën , , ,

Het Europees Hof van Justitie (“het Hof”) heeft op 20 maart 2025 een uitspraak gedaan die grote gevolgen heeft voor de bescherming van sporttalenten. Deze uitspraak gaat over hoe sportorganisaties en -managers in de toekomst contracten met jonge talenten moeten afsluiten. De zaak draait om de vraag in hoeverre het Europese consumentenrecht geldt voor langlopende managementcontracten met minderjarige sporters. De uitspraak brengt de verhouding tussen talentontwikkeling en bescherming van minderjarige sporters in beeld.


Feiten

De zaak betreft een langdurig contract tussen een sportmanagementbedrijf en de jonge basketballer C. In 2009 sloten C’s ouders namens hun toen 17-jarige zoon een overeenkomst met het bedrijf. Het contract liep 15 jaar en bood C ondersteuning bij zijn sportieve en professionele ontwikkeling, waaronder training, medische zorg en juridische bijstand. In ruil daarvoor moest C 10% van zijn netto-inkomsten afdragen, met een minimum van 1.500 euro per maand.

De investering wierp zijn vruchten af: C werd een goedbetaalde prof. Toen C weigerde een deel van zijn inkomen af te staan aan het managementbedrijf, ontstond een juridisch conflict. In 2020 eiste het managementbedrijf ruim 1,6 miljoen euro, overeenkomend met 10% van C’s inkomsten. De Letse rechtbank oordeelde dat het contract in strijd was met de consumentenwetgeving, omdat het commissiebeding oneerlijk was. Het managementbedrijf ging in beroep en stelde dat consumentenwetgeving niet van toepassing is op contracten met minderjarige sporters. Dit leidde tot prejudiciële vragen aan het Hof over de reikwijdte van consumentenrechten in de sport.

Relevante regelgeving

De EU-consumentenbescherming, met name de richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13/EEG), beschermt consumenten tegen oneerlijke contractvoorwaarden van professionele partijen. Consumenten staan immers vaak zwakker in onderhandelingen en beschikken over minder informatie. De situatie wordt complexer als een minderjarige sporter zich tijdens de looptijd van het contract ontwikkelt tot professional. Is consumentenbescherming nog steeds van toepassing op een contract dat werd gesloten toen de sporter nog geen professional was? En wat als het contract vooral wordt uitgevoerd tijdens zijn professionele carrière?

Overwegingen van het Hof

Het Hof stelt dat contracten met minderjarige sporters onder de richtlijn oneerlijke bedingen vallen. Wie als minderjarige een contract afsluit, wordt als consument beschermd, ook als hij later professional wordt. De status bij het sluiten van het contract is doorslaggevend. Contracten moeten duidelijk zijn over de financiële gevolgen en de verhouding tussen vergoeding en geleverde diensten. Zo worden minderjarige sporters beschermd tegen onduidelijke of oneerlijke bepalingen.

Nationale rechters moeten altijd kunnen toetsen of een contractueel beding oneerlijk is, ook als het over duidelijke prijs- of vergoedingsafspraken gaat. De rechter kijkt naar het evenwicht tussen rechten en plichten, marktpraktijken en de risico’s voor de dienstverlener. Wordt een beding als oneerlijk beschouwd, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan en hoeft de sporter niet te betalen, ook niet voor gemaakte kosten. Het Hof onderstreept het belang van extra bescherming voor minderjarigen: de leeftijd, vertegenwoordiging door ouders en mate van volwassenheid wegen mee bij de beoordeling of een beding oneerlijk is voor de sporter.

Conclusie

Het Hof versterkt met deze uitspraak de bescherming van jonge sporttalenten. EU-consumentenbescherming geldt dus ook voor managementcontracten met minderjarige sporters die later professional worden. Commissiebedingen en langlopende contracten blijven mogelijk, zolang ze eerlijk, transparant en beschermend zijn voor minderjarigen. Zo ontstaat een betere balans tussen talentontwikkeling en bescherming van minderjarige sporters.

Deel:

publicaties

Gerelateerde artikelen