De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de bevoegdheid van rechters in geval van een (internationale) onrechtmatige daad – één en ander op basis van artikel 5 van de EEX verordening.
Artikel 5 EEX bepaalt dat – in geval van een onrechtmatige daad – de rechter bevoegd is in de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen. (De leer omtrent het Handlungsort en Erfolgsort.)
De Hoge Raad stelt vragen over hoe te bepalen waar de initiële schade zich heeft voorgedaan, te weten:
a. Welke schade moet bij een onrechtmatige gedraging (…) worden aangemerkt als de initiële schade ten gevolge van die gedraging: de schade die ontstaat door de aflevering van het ondeugdelijke product of de schade die ontstaat bij het normaal gebruik van het product voor het doel waarvoor het was bestemd?
b. Indien dit laatste het geval is, kan dan de plaats waar deze schade is ingetreden slechts worden aangemerkt als “de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan” in de zin van art. 5, aanhef en onder 3, EEX-Verordening, indien de schade bestaat in fysieke schade aan personen of zaken, of is dit mede mogelijk indien (vooralsnog) slechts vermogensschade is geleden?
Lees hier het gehele arrest.