Het publiceren van negatieve uitlatingen op Marktplaats en op Facebook door gedaagde is volgens de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland onrechtmatig. Eiser is een hondenfokkerij en gedaagde zet zich kennelijk in voor het wel en wee van honden. Eiser biedt de door haar gefokte puppy’s aan via advertenties op Marktplaats. In reactie op die advertenties heeft gedaagde berichten geplaatst die er op neerkomen dat zij de integriteit van de fokker in twijfel trekt. Zo zou eiser een ‘broodfokker’ zijn die zieke, niet raszuivere puppy’s verkoopt. Ook zouden de ‘ouderhonden’ en puppy’s in donkere, vieze schuren verblijven en zien zij nooit het daglicht. Gedaagde roept zowel via Marktplaats als via de Facebookpagina ‘Koop Hier Nooit Een Pup’ iedereen op om iets aan de gestelde misstanden bij de fokker te doen en nooit een puppy aan te schaffen via deze fokker. Ook heeft zij eiser direct benaderd met berichten van gelijke strekking.
Eiser was het zat en heeft in een kortgeding procedure gevorderd dat gedaagde een contactverbod wordt opgelegd en ook een publicatieverbod.
Gedaagde heeft in de procedure niet ontkent dat zij de negatieve uitlatingen heeft gepubliceerd. Gedaagde heeft verder aangegeven nooit op het terrein van eiser te zijn geweest en de schuren van de fokkerij niet te hebben gezien. Ook heeft gedaagde zelf geen puppy bij eiser aangeschaft. De beschuldigingen zijn gebaseerd op verhalen van eigenaren die in 2009 een puppy bij eiser hebben gekocht, uitlatingen van anderen die te vinden zijn op internet en de veronderstelling dat puppy’s die besmet zijn met het Giardia virus in donkere, vieze schuren verblijven. Eiser heeft verweer gevoerd en gesteld dat de beschuldigingen onterecht zijn.
In geval van onrechtmatige publicaties moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van degene waarover wordt gepubliceerd om niet blootgesteld te worden aan lichtvaardige verdachtmakingen en negatieve publicaties (eerbiedging privacy en goede naam) en de vrijheid om bepaalde misstanden aan de kaak te stellen (vrijheid van meningsuiting). De uitkomst van deze belangenafweging hangt af van de – daar is ‘ie weer – omstandigheden van het geval. In de rechtspraak zijn wel een aantal factoren ontwikkeld die in die afweging kunnen worden meegewogen, zoals de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen, de aard en ernst van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal en of het doel ook op minder ingrijpende, schadelijke wijze kon worden bereikt.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de uitlatingen op waarheid berusten, terwijl de uitlatingen schadelijk kunnen zijn voor eiser. Aannemelijk is volgen de rechter dat potentiele kopers zich laten beïnvloeden door de berichten die te vinden zijn op het internet. “De door [Gedaagde] aan het adres van [Eiser c.s.] geuite beschuldigingen vallen daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onder het recht op vrije meningsuiting van [Gedaagde] en zijn om die reden onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW.”