Aan Nederlandse consumenten zijn zo’n 150.000 Volkswagen, Audi, Seat en Škoda auto’s verkocht waarin ‘sjoemelsoftware’ werd geïnstalleerd. In een rechtszaak die werd aangespannen door Stichting Car Claim, oordeelde de rechter dat consumenten hierdoor teveel hebben betaald voor hun auto en daarom recht hebben op een prijsvermindering.
Stichting Car Claim is een non-profit organisatie die zich hard maakt voor de belangen van automobilisten die schade hebben geleden door de zogenaamde ‘Dieselgate’. Het doel van de stichting is dat gedupeerden gecompenseerd worden voor deze schade. Daarnaast wil zij ook dat de betrokken autofabrikanten de getroffen automobilisten garanderen dat zij in de toekomst zonder mogelijke nadelige gevolgen in hun auto kunnen blijven rijden.
‘Sjoemelsoftware’
Stichting Car Claim verwijt de betrokken autofabrikanten dat zij in de periode van 2008 tot september 2015 circa 150.000 auto’s verkochten, waarbij in de dieselmotoren ‘sjoemelsoftware’ was geïnstalleerd. Dit kwam aan het licht door een onderzoek dat de Amerikaanse milieudienst EPA in september 2015 deed naar de dieselmotoren.
De autofabrikanten installeerden de software om ogenschijnlijk te voldoen aan de Europese Emissieverordening. In deze verordening zijn normen opgenomen over toelaatbare uitstoot van uitlaatgassen van voertuigen. Door de software voldeden de dieselmotoren onder testomstandigheden wel aan deze Europese regels, maar in normale omstandigheden niet. Dat wil zeggen dat de auto’s tijdens de emissietests minder vervuilende gassen afgaven dan tijdens het rijden op de autoweg.
Volgens de Europese regels is deze software een verboden manipulatie-instrument; hetgeen ‘sjoemelsoftware’ werd genoemd in de media. De autofabrikanten voerden in een andere procedure voor het Europese Hof van Justitie aan dat de software nodig zou zijn om de motor te beschermen. Dit argument snijdt geen hout volgens het Europese Hof. De software verbetert volgens het Hof namelijk de prestaties van de dieselmotor tijdens emissietests en dat is in strijd met de Europese regels.
Het verwijderen van de sjoemelsoftware was onvoldoende
Toen in 2015 duidelijk werd dat de auto’s sjoemelsoftware bevatten, moesten ze naar de autodealer voor een update waarbij deze software werd verwijderd. Toch was dit aldus Stichting Car Claim onvoldoende. Zo bevatten de auto’s nog steeds verboden elementen en verbruikten ze na de update meer brandstof dan nodig. Volgens Stichting Car Claim daalde bovendien ook de waarde van de auto’s vanwege de reputatieschade voortvloeiende uit de Dieselgate.
In 2017 begon Stichting Car Claim daarom een collectieve actie tegen onder meer de autofabrikanten Volkswagen, SEAT, Audi en Škoda en de Nederlandse autodealers die de auto´s in kwestie hadden verkocht. In zo’n procedure treedt een organisatie – zoals Stichting Car Claim – op als de belangenbehartiger van en namens de gedupeerden, om op die manier iets af te dwingen in een collectieve actie.
De stichting kon destijds alleen een verklaring voor recht vorderen. Schade vorderen in een collectieve actie is namelijk pas mogelijk sinds 2020, toen de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) in werking trad. Vorig jaar zijn daarom ook twee collectieve acties onder de WAMCA gestart. Met deze ‘dieselzaken’ doen stichtingen een poging om ook een schadevergoeding te verkrijgen voor de benadeelden van de dieselgate.
Sjoemelsoftware onrechtmatig
Stichting Car Claim heeft namens de gedupeerden bij de rechtbank onder meer aangevoerd dat de autofabrikanten onrechtmatig hebben gehandeld en dat de autobezitters hun koopovereenkomst ongedaan moeten kunnen maken. De stichting krijgt hierin deels gelijk van de rechter.
De rechter oordeelde dat de autofabrikanten – door een verboden manipulatie-instrument te gebruiken – zowel toezichthouders als kopers opzettelijk misleidden, hetgeen onrechtmatig is. De rechter noemde dit bedrog, aan de hand waarvan kopers uiteindelijk teveel hebben betaald voor hun auto. Daarnaast hebben de autodealers, hoewel ze daar destijds misschien nog niet van op de hoogte waren, auto’s verkocht die niet voldeden aan de redelijke verwachtingen die kopers mochten hebben. Ze werden onterecht gepresenteerd als minder milieuvervuilend en voldeden niet aan de toepasselijke regelgeving. De auto’s waren hierdoor in feite minder waard dan wat de kopers ervoor betaalden.
Desalniettemin voldeden de auto´s voor een deel wel aan de verwachtingen, er kon tenslotte mee worden gereden. Gedupeerden hadden daarom recht op een gedeeltelijke vergoeding van koopprijs. Voor nieuwe auto’s werd deze prijsverlaging vastgesteld op 3.000 euro en voor tweedehands auto’s op een bedrag van 1.500 euro. Volgens de rechter lag het voor de hand dat de autofabrikanten de kosten dragen en niet de autodealers.
Gevolgen uitspraak
Dit vonnis van de Rechtbank Amsterdam bevat zoals gezegd geen betalingsveroordeling aan consumenten. Het bepaalt enkel dát de gedupeerden recht hebben op een schadevergoeding en kan gebruikt worden voor verdere onderhandelingen over een schikking. In Duitsland leidde dergelijke onderhandelingen onlangs tot een schikking van 620 miljoen euro.
Geschreven door Aïsha Morris