Althans, de vaste commissie voor OC&W-beleid van de Eerste Kamer heeft haar voorlopig verslag vastgesteld van het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel. Daarin is onder meer een aantal vragen aan de regering gesteld over het onderscheid tussen lineaire en non-lineaire diensten. Dit onderwerp houdt ook de gemoederen in medialand bezig.
De Eerste Kamer fracties van de ChristenUnie en SGP suggereren dat het zwaardere regime dat voor non-lineaire diensten geldt, ook van toepassing zou moeten zijn op non-lineaire diensten, nu het onderscheid tussen die twee door technologische ontwikkelingen meer en meer zal vervagen. Aanbieders van mediadiensten zien juist mogelijkheden om meer reclame te tonen door hun diensten non-lineair in te richten.
De SP wil weten of ook websites van drankenfabrikanten waarop alcoholreclame wordt getoond, onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen. Is die reclame aan te merken als een audiovisuele mediadienst of audiovisuele commerciële communicatie? Ook dit is een interessante vraag, die andere vragen doet rijzen. Zoals: wanneer heeft een website als hoofddoel het aanbieden van programma’s? En wanneer is audiovisuele content op een website vergelijkbaar met een televisie-uitzending, waardoor het binnen de reikwijdte van het wetsvoorstel kan vallen?
Het zou mooi zijn als de antwoorden van de minister (meer) duidelijkheid brengen met betrekking tot deze onderwerpen. En ik ben ook wel benieuwd naar het antwoord van de minister op de vraag van de VVD-fractie: “Ziet de regering niet dat het wetsvoorstel reeds verouderd is voordat het is ingevoerd?”
Lees hier het voorlopig verslag dat deze week is gepubliceerd: http://www.solv.nl/files/Kamerstukken_I_31876_nr_B.pdf