In de zaak tussen ‘Bakkerij Marakesh’ en ‘La Boulangerie Traditionelle Marrakech’ trok de eerstgenoemde bakkerij aan het langste eind. De bakkerij heeft vestigingen in Rotterdam en Den Haag, en voerde aan dat de Boulangerie uit Osdorp, door een bakkerij met daarin tevens de stadsnaam Marrakesh te exploiteren, een handelsnaam voerde die te veel op de hare leek. Op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw) kan dit inbreuk op de oudere handelsnaam opleveren van de bakkerij indien de gelijkenis tussen de twee handelsnamen een risico op verwarring tussen de ondernemingen veroorzaakt.
De rechtbank overweegt allereerst dat de handelsnamen van de bakkers in hoge mate van beschrijvende aard zijn. Zowel het gedeelte dat refereert aan de aard van de activiteit van het bedrijf (zijnde een bakker) en een gedeelte dat naar de bekende Marokkaanse stad verwijst. In geval van een beschrijvende handelsnaam is de beschermingsomvang tegen verwarring op grond van artikel 5 Hnw tevens geringer. Daardoor geniet de Bakkerij Marakesh aanzienlijk minder bescherming nu het onderscheidend vermogen mist. Het is immers van algemeen belang dat het economisch gebruik van beschrijvende termen als ‘Bakkerij’ en ‘Marakech’ niet door één partij kan worden gemonopoliseerd.
Bovendien kent de rechtbank betekenis toe aan de verschillende spelwijzen van de stadsnaam door partijen. Hierdoor bestaat er tussen de beschrijvende handelsnamen voldoende onderscheid. Van verwarring, zoals wordt betoogd door Bakkerij Marakesh, is derhalve geen sprake.
Met betrekking tot verwarring tussen beschrijvende handelsnamen heeft het Hof Den Haag overigens een belangrijk arrest gewezen dat opvallend genoeg niet is genoemd in het vonnis. In het zogenoemde Parfumswinkel-arrest besloot het hof dat een ongebruikelijke tussen-s, niet afdoet aan het louter beschrijvende karakter van de handelsnaam. Het hof overwoog voorts dat bij louter beschrijvende handelsnamen naast verwarringsgevaar ook bijkomende omstandigheden nodig zijn wil de eigenaar van de handelsnaam zich rechtens kunnen beroepen op artikel 5 Hnw. Zo zou bijvoorbeeld het gegeven dat een zaak ‘lokaal’ ingeburgerd is, ervoor kunnen zorgen dat deze handelsnaam wel bescherming op grond van artikel 5 Hnw toekomt. Een voorbeeld is te vinden in een uitspraak van de voorzieningenrechter in Oost-Brabant, een winkel in Uden genaamd ’t Winkeltje werd beschermd tegen de komst van een toekomstige vestiging van Twinkeltje 50m verderop.
In die zin is de Freihaltsbedürfnis, de noodzaak om beschrijvende en gebruikelijke woorden open te houden voor ondernemingen, begrijpelijk. Het zou gek zijn als een bakker genaamd bakker dat woord tenslotte zomaar kan monopoliseren. Pas in het geval van bijkomende omstandigheden kunnen beschrijvende handelsnamen bescherming genieten onder artikel 5 Hnw.
Met dank aan Jelle van Dijk