020 530 0160

Aansprakelijkheid internettussenpersonen: EHRM en HvJ lijnrecht tegenover elkaar?

Gepubliceerd op 17 juni 2015 categorieën ,

Het lijkt erop dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Europese Hof van Justitie (HvJ) lijnrecht tegenover elkaar staan als het gaat over de aansprakelijkheid van internettussenpersonen voor onrechtmatige informatie. Waar het HvJ uitgaat van de neutrale positie van een dergelijke dienstverlener, lijkt het dat het EHRM vindt dat dit soort partijen juist een actieve verplichting hebben om schade veroorzaakt door hate speech te voorkomen.

 

In oktober 2013 berichtten wij al over de procedure voor het EHRM tussen Delfi – een van de grootste nieuwsportals in Estland – en de staat Estland. Nu heeft de Grand Chamber zich over de zaak uitgelaten. De feiten van de zaak zijn, kort gezegd, als volgt:

 

Op de nieuwssite delfi.ee verschijnen dagelijks honderden nieuwsartikelen. Onder de nieuwsartikelen hebben de lezers de mogelijkheid om te reageren, zoals dat bij veel nieuwswebsites het geval is. Onder een artikel over het annuleren van een winterse weg over het ijs naar enkele Estse eilanden werden nogal stevige reacties achtergelaten. In de reacties werden stevige verwensingen naar het hoofd  van L. geslingerd. De reacties waren zo heftig, dat ze van de Grand Chamber de kwalificatie hate speech meekrijgen. Dat is belangrijk, maar daarover later meer.

 

Na zes weken heeft L. via zijn advocaten Delfi gesommeerd de kwalijke reacties te verwijderen. Aan dat verzoek heeft Delfi direct gevolg gegeven. L. eiste bij de Estse rechter vervolgens een schadevergoeding, omdat de lasterlijke teksten zes weken lang beschikbaar zijn geweest voor het hele publiek.

 

In Estland geldt, net als in Nederland, een beperking van de aansprakelijkheid voor internettussenpersonen. Internettussenpersonen zijn niet aansprakelijk voor de informatie die op hun platform beschikbaar is, wanneer zij daadwerkelijk als een neutrale tussenpersoon optreden. Dat is het geval wanneer de handelingen van de dienstverlener louter technisch, automatisch en passief zijn, wat betekent dat de aanbieder noch kennis, noch controle heeft over de informatie die wordt opgeslagen. Of dat het geval is, is ter beoordeling van de nationale rechters. De nationale rechter in kwestie – de Estse Supreme Court – oordeelde dat Delfi niet aan deze voorwaarden voldoet:

 

“The objective of the defendant is not merely the provision of an intermediary service. The defendant has integrated the comment environment into its news portal, inviting visitors to the website to complement the news with their own judgments [hinnangud] and opinions (comments). In the comment environment, the defendant actively calls for comments on the news items appearing on the portal. The number of visits to the defendant’s portal depends on the number of comments; the revenue earned from advertisements published on the portal, in turn, depends on the [number of visits]. Thus, the defendant has an economic interest in the posting of comments. The fact that the defendant is not the writer of the comments does not mean that the defendant has no control over the comment environment.”

 

Ook een lagere Estse rechter was tot dit oordeel gekomen:

 

“The Court of Appeal rejected the applicant company’s argument that its liability was excluded under the Information Society Services Act. It noted that the applicant company was not a technical intermediary in respect of the comments, and that its activity was not of a merely technical, automatic and passive nature; instead, it invited users to add comments. Thus, the applicant company was a provider of content services rather than of technical services.”

 

Delfi kan zich dus niet beroepen op de Europeesrechtelijke aansprakelijkheidsbeperking, omdat Delfi volgens de Estse rechter juist wel een bepaalde mate van controle over de inhoud van de communicatie heeft. Daar komt bij dat Delfi een filtersysteem gebruikte waardoor reactie die bepaalde vulgaire woorden bevatten, niet gepost worden, en dat Delfi daarnaast regelmatig uit eigen beweging reacties modereerde vanwege ongepaste inhoud. Dat maakt de positie van Delfi nog minder neutraal. Om die reden rustte er op Delfi naar het oordeel van de Estse Supreme Court een verplichting om schade wegens lasterlijke reacties te voorkomen. Die verplichting had Delfi geschonden, dus was Delfi aansprakelijk. De immateriële schade van L. werd vastgesteld op, houd u vast, € 320.

 

Oordeel EHRM

Het EHRM moet nu beoordelen of het opleggen van deze aansprakelijkheid voor een bedrag van € 320, en de gronden waarop de verplichting tot vergoeding van deze schade is gebaseerd, een onaanvaardbare inbreuk op de vrijheid van meningsuiting vormt. Dat, en niets meer dan dat, is de vraag die het EHRM in dit arrest beantwoordt.

 

Het is dus zeker niet zo dat het EHRM zegt dat alle websites nu verplicht alle reacties moeten controleren op onrechtmatige informatie, omdat ze anders aansprakelijk zijn voor eventuele schade die uit die onrechtmatige informatie voortvloeit. Het EHRM is een orgaan dat uiteindelijk oordeelt over de vraag over de landen die erbij zijn aangesloten, de rechten die beschreven staan in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voldoende beschermen.

 

Op deze blog heeft u vaker kunnen lezen over wat het beoordelingskader is ten aanzien van de vraag of een inbreuk op een bepaalde grondrecht, in dit geval de vrijheid van meningsuiting, gerechtvaardigd is. Dat is het geval, wanneer die inbreuk (i) voorzien is bij wet, (ii) een legitiem doel dient en (iii) in een democratische samenleving noodzakelijk is voor het bereiken van dat legitieme doel.

 

Ten aanzien van dat laatste, cruciale punt, komt het aan op een afweging van de betrokken belangen. Het gaat te ver om alle overwegingen van het EHRM ten aanzien van deze belangenafweging hier te bespreken. Wel belangrijk om op te merken is dat een belang dat hierbij uitdrukkelijk niet wordt meegewogen, is het belang van degene die de reacties in kwestie geplaatst hadden. Het EHMR is expliciet, wanneer het EHRM zegt dat dergelijke hate speech niet onder de bescherming van artikel 10 EVRM valt. Het gaat echter om de afweging tussen de vrijheid van meningsuiting van Delfi als nieuwsmedium en het belang van L. om niet het onderwerp te zijn van hate speech, een belang wat overigens ook via artikel 8 EVRM beschermd wordt.

 

Het EHRM moet controleren of Estland, als verdragsstaat bij het EVRM, in deze concrete procedure een eerlijk evenwicht heeft bewerkstelligd tussen deze belangen. De conclusie van het EHRM luidt dat het opleggen van een aansprakelijkheid ter grootte van € 320 aan een niet volledig neutrale nieuwsportal vanwege het toelaten van hate speech in de reacties onder een artikel, mede gelet op de marge van beoordelingsvrijheid die aan Estland moet worden toegekend, geen onaanvaardbare inbreuk op de vrijheid van meningsuiting inhoudt.

 

Het EHRM en het HvJ staan op dit punt dan ook niet lijnrecht tegenover elkaar. Eerder ligt het in elkaars verlengde: deze procedure is eerst in Estland zelf beoordeeld aan de hand van het HvJ-toetsingskader, waarbij de conclusie was dat Delfi zich niet kon beroepen op de aansprakelijkheidsbeperking van dat kader. Nu oordeelt het EHRM dat deze uitkomst niet onverenigbaar is met het EVRM. Dat kan ik wel begrijpen, want tegenover de vrijheid van meningsuiting staat in dit geval het recht op eerbiediging van privéleven van artikel 8 EVRM.

Lees de hele uitspraak hier.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

publicaties

Gerelateerde artikelen