020 530 0160

Kabinet repareert onrechtmatigheid bewaarplicht slechts ten dele

Gepubliceerd op 19 november 2014 categorieën ,

Het lang verwachte kabinetsstandpunt over de bewaarplicht van telecomgegevens is gisteren eindelijk gepubliceerd. Met een wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering, wordt een poging gedaan tegemoet te komen aan het oordeel van het Europese Hof van Justitie van april dit jaar, waarin de Europese dataretentierichtlijn ongeldig werd verklaard. Die poging slaagt slechts ten dele.

 

Hoe zat het ook al weer?

Op 8 april 2014 verklaarde het Europese Hof van Justitie de Europese dataretentierichtlijn ongeldig, omdat die in strijd is met het fundamentele grondrecht op privacy. De bezwaren van het Hof van Justitie laten zich als volgt samenvatten:

·         Er worden teveel gegevens verzameld van teveel Europese burgers, zonder onderscheid, beperking of uitzondering naar gelang van het doel van de strijd tegen ernstige criminaliteit;

·         De richtlijn bevat geen enkel criterium waarmee wordt gegarandeerd dat opsporingsdiensten alleen toegang hebben tot die gegevens die daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor de bestrijding van criminaliteit, die ook nog eens zodanig ernstig is dat deze de enorme inmenging in de persoonlijke levenssfeer van burgers kan rechtvaardigen;

·         De termijn van ten minste zes maanden wordt gehanteerd, zonder enig onderscheid te maken naar bijvoorbeeld het nut van de gegevens voor het nagestreefde doel;

·         De richtlijn bevat geen toereikende waarborgen om misbruik van de opgeslagen gegevens te voorkomen; en

·         De richtlijn bevat niet de verplichting om de gegevens op het grondgebied van de EU te bewaren.

 

De Nederlandse bewaarplicht was daarmee op zich niet direct van tafel, alleen de Europeesrechtelijke grondslag viel er onder vandaan. Echter, nu het arrest van het Hof van Justitie op grondrechtelijke redenen korte metten maakte met de richtlijn, zou de Nederlandse wet ongewijzigd ook niet in stand kunnen blijven, vandaar het wetsvoorstel van het kabinet.

 

Voorstel kabinet niet afdoende

Het kabinet stelt nu een aantal wijzigingen voor in een poging tegemoet te komen aan de bezwaren van het Hof van Justitie. In de eerste plaats moet een opvraging in het wetsvoorstel voortaan goedgekeurd worden door de rechter-commissaris. Dat betekent dat de RC’s in Nederland voortaan jaarlijks ruim 2 miljoen opvragingen moeten toetsen. Daarnaast wordt de toegang tot de telecomgegevens verder beperkt door de volgende maatregel. Alleen wanneer sprake is van een verdenking van een ernstig misdrijf waar ten minste 8 jaar gevangenisstraf op staat, mogen gegevens tot 12 maanden terug ingezien worden. Bij de ‘gewone’ ernstige misdrijven waar ten minste 4 jaar gevangenisstraf op staat, wordt de termijn teruggebracht tot 6 maanden. Ik zou hier graag een ratio of onderbouwing van zien. Worden de ernstigere misdrijven pas later ontdekt dan gewone ernstige misdrijven? Duurt het onderzoek langer? Wat is de gemiddelde periode waarna gegevens opgevraagd worden? Als dat ruim onder de 6 maanden ligt, dan lijkt zelfs een zesmaandentermijn te lang. Het kabinet stelt hierover slechts:

 

“De praktijk laat zien dat bij ernstige criminaliteit verdachten niet meteen in beeld komen. Daarom worden telecommunicatiegegevens die essentieel zijn voor het opsporingsonderzoek vaak pas in een later stadium opgevraagd. Dit maakt de bewaarplicht noodzakelijk, evenals de huidige bewaartermijnen. Dat wil zeggen, een bewaartermijn van zes maanden voor internetgegevens (zoals IP-adressen) en twaalf maanden voor telefoniegegevens (zoals nummers en duur van het gesprek).”

 

Tot slot komt het kabinet nog met de quick win dat telecomgegevens voortaan op het grondgebied van de EU opgeslagen moeten worden.

 

Fundamenteel bezwaar

Het belangrijkste bezwaar van het Hof van Justitie blijft echter onbesproken. De essentie van de bewaarplicht – dat van alle telecomgebruikers, alle gegevens worden opgeslagen – blijft intact. En dat terwijl het voornaamste bezwaar van het Hof van Justitie nu juist was dat de richtlijn dataretentie:

 

“algemeen van toepassing [is] op alle personen die gebruikmaken van elektronischecommunicatiediensten, zonder dat de personen van wie de gegevens worden bewaard zich echter, zelfs niet indirect, in een situatie bevinden die aanleiding kan geven tot strafrechtelijke vervolging. Zij is dus zelfs van toepassing op personen voor wie er geen enkele aanwijzing bestaat dat hun gedrag – zelfs maar indirect of van ver – een verband vertoont met zware criminaliteit.”

 

Het kabinet miskent naar mijn mening dan ook dat het enkele opslaan van de verkeersgegevens zonder aanziens des persoons, al een ontzettend vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer vorm, óók als die gegevens vervolgens niet ingezien worden. Ook de Raad van State lijkt deze mening toegedaan:

 

“De waarborgen dienen duidelijk, concreet en specifiek te zijn. Zo zal bijvoorbeeld gemotiveerd onderscheid moeten worden gemaakt tussen categorieën gegevens, de mate van ernst van de criminaliteit waarvoor de gegevens worden bewaard en de mate waarin er aanwijzingen van betrokkenheid bij criminaliteit zijn. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit het arrest dat in de nationale wetgeving aan alle afzonderlijke waarborgen moet worden voldaan.”

 

Maar ja he, het is toch wel allemaal erg gemakkelijk, die enorme databank met gegevens. En vergeet #kinderporno-terrorisme-witwassen-en-drugsdealers niet, de zogenaamde four horsemen of the infocalypse niet.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

publicaties

Gerelateerde artikelen