Gisteren is dan eindelijk de lang verwachte Richtlijn inzake Auteursrechten in de Digitale Eengemaakte Markt door het Europees Parlement aangenomen, inclusief het controversiële artikel 13. Volgens sommigen is dat artikel de doodsteek van het vrije internet, en volgens anderen is het de redding voor de succesvolle exploitatie van creativiteit in onze online wereld.
De onderwerpen die geregeld worden in deze nieuwe Auteursrechtrichtlijn zijn te omvangrijk om allemaal in één blog te bespreken. De richtlijn bevat bijvoorbeeld ook aanvullende bepalingen over collectief beheer van auteursrechten, het gebruik door cultureelerfgoedorganisaties van werken die niet meer commercieel geëxploiteerd worden, uitzonderingen op de exclusieve rechten van de auteursrechthebbende voor tekst en data mining, en een recht voor uitgevers van perspublicaties voor het online gebruik van hun artikelen. Zeker over dat laatste is nog een hoop te vertellen, maar in deze blog neem ik het beruchte artikel 13 nader onder de loep.
Grote belangen
De versie van artikel 13 die gisteren is aangenomen is het resultaat van een lang proces van onderhandelen, met op de achtergrond de lobby’s van ‘big tech’ en ‘big copyright’ tegenover elkaar. De kern van het debat tussen die twee partijen: rechthebbenden vinden dat grote platforms nu geld verdienen aan het feit dat gebruikers op grote schaal gebruik maken van beschermde werken, terwijl de rechthebbenden aan dat gebruik van hun werken niet verdienen. De grote platforms hebben weinig trek in het oplossen van dit probleem, want dat gaat hen sowieso geld kosten. Zij wijzen op de – in hun beleving – desastreuze gevolgen voor creativiteit en vrijheid van meningsuiting online van artikel 13.
Artikel 13 in een notendop
In het artikel wordt vastgelegd dat zogenaamde ‘online content sharing service providers’ een ‘mededeling aan het publiek’ verrichten, wanneer zij het publiek toegang geven tot beschermde werken. Een platform waar user generated content een belangrijke rol speelt, zal ervoor moeten zorgen dat hij toestemming heeft van de rechthebbende voor het plaatsen van een (deel van een) beschermd werk.
Als die toestemming niet is verkregen, is het platform aansprakelijk, tenzij voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. Het platform heeft zich naar behoren ingespannen om de benodigde toestemming te verkrijgen;
b. Het platform heeft zich naar behoren ingespannen om te voorkomen dat de inbreuk plaatsvindt; en
c. Voortvarend gehandeld heeft om de inbreuk makende content te verwijderen of ontoegankelijk te maken.
Het is het tweede vereiste waar zoveel over te doen is. Omdat het proces van toestemming verkrijgen voor het gebruik van auteursrechten zeer complex kan zijn, is de verwachting dat platforms allemaal uploadfilters zullen gaan installeren, die ook nog eens (te) scherp zullen zijn ingesteld. Het voorkomen van de inbreuk zal immers gezien de grote schaal waarop content gedeeld wordt, op voorhand en geautomatiseerd moeten plaatsvinden: een uploadfilter dus. Door het instellen van een uploadfilter vermijden de platforms het risico dat rechthebbenden grote claims neerleggen vanwege de inbreuk op hun rechten.
De filterplicht in detail
In de het compromis is de filterplicht als volgt verwoord:
“[content sharing platforms are liable, unless they have] made, in accordance with high industry standards of professional diligence, best efforts to ensure the unavailability of specific works and other subject matter for which the rightholders have provided the service providers with the relevant and necessary information;”
De filterplicht geldt dus in de eerste plaats enkel voor content sharing platforms. De richtlijn geeft de volgende definitie:
“a provider of an information society service whose main or one of the main purposes is to store and give the public access to a large amount of copyright protected works or other protected subject matter uploaded by its users which it organises and promotes for profit-making purposes.”
De filterplicht geldt dus zeker niet voor elk online platform: het delen van beschermde werken door gebruikers moet (één van de) hoofddoelen zijn. In aanvulling daarop geldt er een uitzondering voor platforms met een omzet van minder dan EUR 10 Mio, die minder dan drie jaar actief zijn in de EU. Tegelijkertijd geldt de filterplicht dus zeker wel voor platforms als Facebook, Youtube en veel andere socialmediaplatforms.
Daarnaast bevat het artikel een inspanningsverplichting, geen resultaatsverplichting. Die inspanningsverplichting moet dan wel aan een hoge standaard voldoen, maar wat niet kan, dat kan niet. Interessant is daarom bijvoorbeeld hoe deze inspanningsverplichting ingekleurd zal worden in het licht van het feit dat de uitzonderingen op het auteursrecht niet volledig geharmoniseerd zijn in Europa. Gaat die inspanningsverplichting zo ver dat een platform verplicht is om het zekere voor het onzekere te nemen en alle potentieel beschermde content te blokkeren? Dat lijkt me niet, maar dat is voer voor procedures.
Tot slot bevat het artikel ook wel degelijk een verplichting voor rechthebbenden: zij moeten de informatie aanleveren die de platforms nodig hebben om de filter goed te kunnen instellen. Het lijkt mij dat een platform niet aansprakelijk gehouden kan worden, wanneer de rechthebbende daarin tekort schiet.
Het einde van het vrije internet? Dat ligt dus iets genuanceerder. Artikel 13 probeert een oplossing te vinden voor het gegeven dat er online zeer veel gebruik gemaakt wordt van beschermde werken, zonder dat de rechthebbende daarvoor gecompenseerd wordt. Principieel gezien is dat natuurlijk een goede zaak.
Tegenstanders van artikel 13 voeren aan dat je je kunt afvragen of een vergoeding voor alle vormen van online gebruik van content überhaupt op zijn plaats is, en dat de ‘copyrightindustrie’ hiermee de belangen van individuele makers eigenlijk onvoldoende beschermt. Los van de vraag of er enige waarheid in die stellingen schuilt: dat zijn echt andere discussies. In dit geval is ervoor gekozen om platforms een grotere verantwoordelijkheid te geven, en daarmee een bijl te zetten aan de situatie dat deze platforms ‘over de rug van rechthebbenden’ miljarden verdienen.
Vervolg
Overigens: voor wie dacht dat het debat hiermee geëindigd is, reken er maar niet op. Zoals hiervoor aangegeven bevat artikel 13 nog voldoende aanknopingspunten voor alle (grote) partijen om jarenlang te procederen over de vraag of een platform in een concreet geval nu wel of niet aansprakelijk is.
Bovendien betreft dit een richtlijn, die nog omgezet moet worden in nationaal recht. In nationale wetgeving kunnen de rechten en plichten uit deze richtlijn nader ingekleurd worden. Voor die implementatie geldt een periode van 24 maanden, te rekenen vanaf het moment dat de richtlijn van kracht wordt.
In de tussentijd adviseert SOLV natuurlijk graag over dit onderwerp.