020 530 0160

Telefonisch gesloten overeenkomst

Gepubliceerd op 16 november 2009 categorieën ,
Het probleem bij mondeling gesloten overeenkomsten is, hoe je het bestaan (en de inhoud) van die overeenkomst aantoont.  Het is dus ook niet altijd nodig dat een overeenkomst wordt getekend, maar soms toch weer wel…….
 
In een zaak bij de rechtbank in Maastricht gaat het om de vraag of telefonisch een opdracht is gegeven tot het plaatsen van de bedrijfsgegevens van de gedaagde partij op een door de eisende partij  geexploiteerde internetsite, www.bouwenklussen.nl. (U bent zelf misschien ook wel eens telefonisch benaderd.) De eisende partij dacht een sterke troef in handen te hebben, namelijk een opname van het telefoongesprek. (Ik laat mij over de privacy-aspecten vooralsnog even niet uit.) Helaas vindt de rechtbank die bandopname te mager. De rechtbank oordeelt  als volgt: “hoewel het overleggen van een geluidsopname als een aanwijzing voor contact en/of afspraken zou kunnen gelden, moeten er meer feiten en omstandigheden worden gesteld en (veel) meer bewijzen worden aangedragen om aan te kunnen nemen dat er via het voormelde telefoongesprek op 4 juni 2008 tussen juist deze partijen een overeenkomst van een bepaalde inhoud en voor een bepaalde duur per een concrete ingangsdatum tot stand gekomen is.”
 
Ten eerste heeft de eisende partij nagelaten om een door de gedaagde partij ondertekende schriftelijke bevestiging van de voornoemde telefonische opdracht over te leggen. Ten tweede – en niet onbelangrijk lijkt mij – ontbreekt volgens de rechtbank enig bewijs dat de eisende partij de “opdracht” heeft uitgevoerd (bijvoorbeeld door het overleggen van een weergave van de gepubliceerde bedrijfsgegevens van de gedaagde partij op www.bouwenklussen.nl).Ten derde blijkt uit de door de eisende partij overgelegde geluidsopname en de schriftelijke weergave daarvan dat de telefoniste nimmer de juiste en volledige personalia heeft weergegeven, terwijl vervolgens niet gesteld is dat deze door de eisende partij zijn geverifieerd. De eisende partij heeft ook nagelaten te vermelden wie de persoon is die het gesprek met gedaagde heeft gevoerd, welke functie zij bekleedt en of zij gemachtigd was om namens de eisende partij een “overeenkomst” te sluiten. Kortom, zo overweegt de rechtbank, het is derhalve niet vast te stellen dat er daadwerkelijk contact heeft plaatsgevonden tussen iemand die bevoegd was de eisende partij te binden en de persoon die thans in rechte is gedaagd, laat staan dat van overeenstemmende wilsuitingen sprake was.

En dan komt de uitsmijter: “indien desondanks al zou moeten worden aangenomen dat er wel een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, heeft het volgende te gelden. Allereerst heeft de eisende partij gesteld dat de gedaagde partij direct bij het geven van de telefonische opdracht op 4 juni 2008 gehouden was tot betaling van de hoofdsom. De redelijkheid gebiedt echter dat een partij na het telefonisch sluiten van een overeenkomst een periode van beraad krijgt om van het sluiten van deze overeenkomst af te zien. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat in dit concrete geval een uitzondering moet worden gemaakt op dit uitgangspunt. Daarbij komt nog dat de wet – op straffe van nietigheid – voorschrijft dat een door (telefonische) colportage gesloten overeenkomst bij akte wordt opgemaakt, waarvan twee gelijkluidende exemplaren door alle betrokken partijen worden ondertekend. Zoals hierboven is weergegeven, heeft de eisende partij nagelaten een dergelijk door de gedaagde partij ondertekend bewijsstuk in het geding te brengen, zodat niet aan dit vereiste is voldaan. Hieruit volgt dat, zelfs indien aangenomen moet worden dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, deze overeenkomst nietig is. “

 
Lees hier de uitspraak.
Bron: rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Menno Weij

publicaties

Gerelateerde artikelen