Zoals al eerder aangekondigd op deze blog heeft de rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht, gister uitspraak gedaan omtrent de vraag of door trajectcontroles de privacy van automobilisten wordt geschonden. De rechter concludeert dat dit niet het geval is omdat de privacyschending –kort gezegd- zo beperkt is dat het op basis van de huidige wetgeving niet onrechtmatig is.
Aanleiding rechtszaak
Bas Filippini, voorzitter van Privacy First, heeft in 2012 8 kilometer te hard gereden op de snelweg A2. Filippini heeft hiervoor een boete gekregen van € 45. De snelheidsovertreding is gemeten via trajectcontrole. Filippini heeftt bezwaar gemaakt tegen de boete, welk bezwaar ongegrond is verklaard. Daarop is Filippini vervolgens in beroep gegaan bij de kantonrechter. Filippini voerde hij aan dat de uitkomst van de meting door de trajectcontrole niet als bewijs voor de snelheidsovertreding kon worden gebruikt omdat het trajectcontrolesysteem waarmee de gedraging zou zijn geconstateerd een inbreuk op zijn privacy maakt (registratie kenteken). Een dergelijke inbreuk vereist volgens Filippini op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 lid 2 van de Grondwet (GW) een wettelijke grondslag. Het trajectcontrolesysteem mist deze grondslag, aldus Filippini. Daarnaast voldoet het gebruik van het systeem niet aan de overige voorwaarden van artikel 8 EVRM (kort: noodzakelijk in een democratische samenleving en de voor die beoordeling relevante proportionaliteit en subsidiariteit).
De officier van justitie voerde hiertegen- kort gezegd- aan dat er geen specifiekere wettelijke grondslag (o.a. de Politiewet) noodzakelijk is dan thans bestaat, gezien de beperkte inbreuk op de privacy van de automobilisten.
Oordeel rechtbank
Ten aanzien van de door Filippini gestelde ontbrekende wettelijke grondslag oordeelt de rechtbank dat “de politie ingevolge artikel 3 van de Politiewet 2012 onder meer tot taak heeft te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. In dat kader dient controlerend en handhavend te worden opgetreden, ook in het kader van de verkeersveiligheid. Gezien deze politietaak is de kantonrechter, overigens in lijn met hetgeen daarover in eerdere jurisprudentie wordt aangenomen, van oordeel dat in dit artikel van de Politiewet voldoende wettelijke grondslag kan worden gevonden voor de inbreuk op de privacy van betrokkene als waarvan thans sprake is. Daarbij neemt de kantonrechter uitdrukkelijk in overweging dat er naar zijn oordeel sprake is van een geringe mate van inbreuk, dat de registratie bij niet-overtreders binnen 72 uur wordt gewist en dat weggebruikers door bebording op de hoogte worden gesteld van het bestaan van de controle en zich daarmee bewust kunnen zijn van de plaatsvindende registratie.”
Ten aanzien van de overige voorwaarden van artikel 8 EVRM (proportionaliteit en subsidiariteit) concludeert de rechtbank dat het doel (het constateren van snelheidsovertredingen van alle passerende voertuigen op een langere afstand) niet door gebruik van andere middelen kan worden bereikt. Een flitspaal/systeem is volgens de rechtbank geen afdoende vervangend middel aangezien een flitspaal de snelheid alleen controleert op de plek waar de flitspaal staat. Daarnaast wordt met het trajectcontrolesysteem een digitale koppeling gemaakt met de kentekengegevens van de RDW waardoor exact voor elk passerend voertuig kan worden vastgesteld wat de daarvoor geldende maximumsnelheid is en, pas daarna, of er sprake is van een snelheidsovertreding. Dit is niet mogelijk met gebruik van een flitspaal.
Lees de volledige uitspraak hier.