In een recente zaak tussen enerzijds EverywhereIM en anderzijds eiser welke zich voordeed bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam is geoordeeld dat eiser erin is geslaagd het bewijsvermoeden van artikel 4 van de Auteurswet (AW) te weerleggen.
In deze zaak heeft eiser gesteld dat EverywhereIM inbreuk maakt op zijn auteursrechten doordat EverywhereIM de updates van de apps, waarbij de door eiser ontwikkelde broncodes worden gebruikt, door derden uit laat voeren. EverywhereIM stelt zich daarentegen op het standpunt dat niet eiser maar EverywhereIM auteursrechthebbende is en altijd is geweest van de apps ‘omdat zij inhoud heeft gegeven aan het creatieve proces dat aan de ontwikkeling van de apps ten grondslag ligt. In de publicatie van de apps staat (daarom) steeds EverywhereIM als maker vermeld, zodat zij wordt vermoed rechthebbende te zijn.’ De kantonrechter heeft in een tussenvonnis verondersteld dat EverywhereIM een beroep doet op artikel 4 AW. Dit artikel bepaalt het volgende:
“Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor den maker gehouden hij die op of in het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulke eene aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt.”
De kantonrechter heeft eiser –conform het eerste deel van dit artikel- aldus in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Eiser heeft (succesvol, zoals zal blijken) van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Eiser heeft als bewijs screenshots van de broncodes van de apps overgelegd. Daaruit blijkt dat de handelsnaam van eiser overal in de broncodes terugkomt. Voorts heeft eiser toegelicht dat hij ten behoeve van de ontwikkeling van de broncodes heeft samengewerkt met een derde, het bedrijf Sveak ltd. Ter onderbouwing heeft eiser een schriftelijke verklaring van een van de medewerkers van Sveak ltd. overgelegd: “I herewith declare that our company has worked with [handelsnaam] several times as developer for [handelsnaam].” Eiser stelt eigenaar van de broncodes te zijn die de medewerkers van Sveak ltd. in zijn opdracht hebben vervaardigd (de rechten zouden zijn overgedragen). De namen van Sveak ltd. medewerkers, althans hun alias, komen volgens eiser ook voor in de broncodes. Bij de ontwikkeling van de broncodes is tevens gebruik gemaakt van open source programmatuur, reden waarom ook de namen van de ontwikkelaars van die opensource componenten in de broncodes staan vermeld.
Eiser wilde met dit laatste waarschijnlijk illustreren dat alle ‘ontwikkelaars’ van de broncodes in de broncodes worden vermeld en dat EverywhereIM daar dus kennelijk niet in voorkomt.
De kantonrechter oordeelt omtrent deze bewijsvoering van eiser als volgt : “Naar het oordeel van de kantonrechter ondersteunen deze omstandigheden het standpunt van [eiser] dat hij de broncodes van de apps naar eigen inzicht en eigen ontwerp tot stand heeft gebracht (al dan niet met hulp van medewerkers van Sveak). Dit wordt niet anders, doordat [eiser], zoals hij ook erkent, bij het schrijven van de broncodes op bepaalde onderdelen (‘open source’) programmatuur van derden heeft gebruikt, aangezien de wijze waarop hij die programmatuur heeft gerangschikt (telkens) een nieuw werk oplevert.”
Verder heeft eiser enkele e-mails overgelegd waaruit blijkt dat hij degene is die de broncodes heeft ontwikkeld. Ook hierin wordt eiser door de kantonrechter gevolgd: “De inhoud van deze berichten duidt erop dat [eiser] degene is die de broncodes van de apps schreef en deze, indien nodig, bijwerkte (‘updatete’).” De kantonrechter heeft het voorts van belang geacht dat de apps zo zijn ingericht dat indien er een werkingsprobleem is, de broncode van de betreffende app automatisch een bericht aan eiser stuurt. EverywhereIM heeft deze stelling onweersproken gelaten. Eveneens heeft EverywhereIM nagelaten om te verduidelijken wie naar haar eigen zeggen de “eigen” ontwikkelaars zijn die de broncodes zouden hebben geschreven.
De kantonrechter concludeert dat eiser er voldoende in is geslaagd te weerleggen dat EverywherIM auteursrechthebbende op de broncodes van de apps zou zijn.
Ten aanzien van de door eiser gestelde auteursrechtinbreuk, waartegen EverywhereIM had aangevoerd dat haar als opdrachtgever ingevolge artikel 45i tot en met m van de Auteurswet altijd de daarin genoemde gebruiksbevoegdheden toekomt, heeft de kantonrechter geoordeeld dat EverywhereIM haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. EverywhereIM heeft weliswaar verwezen naar wetsartikelen en rechtspraak maar heeft daarbij geen verband gelegd met de vorderingen van eiser en de concrete feiten en omstandigheden van dit geval. Volgens de kantonrechter heeft EverywhereIM haar standpunt aldus onvoldoende onderbouwd en gaat aan de beoordeling ervan voorbij.
Lees de volledige uitspraak hier.