Gastauteur: Anne de Hingh
Bij de Modernisering van het Wetboek van Strafvordering denk je aan robotagenten, de inzet van drones of het internet van dingen voor de opsporing. En dat streven klinkt ook door in de woorden van de minister:
“Het nieuwe wetboek bestaat straks uit 8 boeken en sluit beter aan bij de moderne, digitale samenleving (…)”.
Met die ambitie begon enkele jaren terug het omvangrijke wetgevingsprogramma Modernisering Strafvordering dat op zijn vroegst in 2023 tot een volledig herzien WvSv moet leiden.
Inmiddels zijn de eerste twee gemoderniseerde boeken (strafvordering algemeen en het opsporingsonderzoek) gepubliceerd en loopt de formele consultatieronde daarvan alweer bijna ten einde. Maar de beoogde modernisering is ver te zoeken. In werkelijkheid heeft er vooral een cosmetische operatie plaatsgevonden. Gemoderniseerd wil dus zeggen: een hernummerd wetboek zonder tongbrekers als 126ui, 126nba of 552hhh.
En dat terwijl politie en OM (die al vanaf het begin betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het nieuwe WvSv) al geruime tijd tevergeefs hebben getracht duidelijk te maken dat het voorstel zoals het er nu ligt voor hen allesbehalve een nuttige gereedschapskist vormt. Smart phones uitlezen, internetbronnen bekijken, crawlen op het dark web? Voor de opsporingsautoriteiten is niet duidelijk wat ze nu wel en niet mogen. En het wetsvoorstel (en met name boek 2) geeft daarover geen uitsluitsel.
De wetenschap deed er tot nu toe het zwijgen toe wat betreft het wetsvoorstel. Daarom organiseerden wij (Lodder en De Hingh in samenwerking met de Nationale Politie) afgelopen vrijdag op de Vrije Universiteit een ronde tafelbijeenkomst over de toekomstbestendigheid van dat nieuwe WvSv met diverse wetenschappers, en mensen van politie, OM en de zittende magistratuur.
Tijdens de bijeenkomst werd een bepaald gevoel van urgentie voelbaar. Iedereen was het er immers over eens dat dit wetsvoorstel allesbehalve getuigt van een uitgebreide reflectie op de ontwikkelingen in het digitale en virtuele domein. Om met Evert Stamhuis te spreken: de bouwblokken waarmee het nieuwe wetboek is opgebouwd zijn vrijwel dezelfde als de huidige. De modernisering in de internetrechtelijke zin ontbreekt, op een enkele bepaling na, vrijwel geheel.
Wil het wetsvoorstel inderdaad toekomstbestendig zijn, dan moet er nog veel gebeuren. De vraag is onder meer of de opzet en het systeem (“de blokken”) van het WvSv nog wel toereikend zijn. Moet het hele systeem op de schop? Ook maakt het voorstel nog steeds gebruik van begrippen die nog dateren uit 1926. Hoe lang zijn deze begrippen nog houdbaar en hoe ver kunnen ze worden opgerekt totdat ze breken? Zou het voorstel niet een volledig nieuw conceptueel kader moeten aanbieden dat bruikbaar is voor de komende pak-hem-beet dertig jaar? En moet er gestreefd worden naar een techniekafhankelijk of juist naar een technologieneutraal WvSv?
De algehele conclusie na afloop van de ronde tafel luidt dat het wetsvoorstel zoals het nu voorligt niet gaat werken.
Het gehele project Modernisering Strafvordering temporiseren of alleen het boek 2 over opsporingsonderzoek eruit lichten en overdoen; een andere oplossing lijkt er niet te zijn en de keuze is aan de wetgever.