Als medewerker van het Nederlands Juristenblad (NJB) heb ik de tweejaarlijkse kroniek over technologie en recht geschreven.
De moderne kroniekschrijver is als een kind in een snoepwinkel. Hoe moet hij een keuze maken uit al die juridische delicatessen die de afgelopen twee jaren de revue passeerden? De schrijver van de kroniek technologie en recht ziet zich daarbij voor een extra probleem of, zo u wilt, uitdaging gesteld. Zijn domein is niet beperkt tot één rechtsgebied; hij kan leentjebuur spelen bij alle rechtsgebieden die zich op het snijvlak van de technologie begeven. En dat zijn er tegenwoordig vele.
Om toch tot een zekere afbakening te komen, heb ik mijn domein beperkt tot technologiespecifieke wet- en regelgeving van de afgelopen twee jaar. Aangezien de laatste kroniek over dit onderwerp de jaren 2002-2003 besloeg, veroorloof ik mij hier en daar ook het overgeslagen jaar 2004 bij de materie te betrekken.
De keuze voor technologiespecifieke wet- en regelgeving is niet zonder reden. Ten tijde van de opkomst van het internet predikte de wetgever het adagium “wat offline geldt, geldt ook online”. Dat was op zichzelf een geruststellende gedachte, want het betekende dat er niets aan ons juridische instrumentarium behoefde te veranderen. Inmiddels behoeft het uitgangspunt van de wetgever wel enige nuancering. De wet- en regelgeving die ik in deze kroniek bespreek, getuigt daarvan.
De volgende onderwerpen zal ik bespreken: cybercime, elektronische handel, kansspelen op internet, financiële diensten op afstand, domeinnamen en spam. Op al deze gebieden heeft de wetgever ervoor gekozen online anders te reguleren dan offline.