Volgens de vaste leer van de Hoge Raad mogen elementen in de conclusie van een octrooi alleen worden weggeïnterpreteerd wanneer deze niet wezenlijk zijn voor de daarin geoctrooieerde uitvinding. Of een element wezenlijk is, bepaalt de rechter door uitvindingsgedachte te bepalen die achter de uitvinding ligt. Daarvoor bekijkt hij wat er in de conclusies staat in het licht van de beschrijving en de tekeningen die ook bij het octrooi horen.
Deze aanpak hoort bij de zogenaamde gematigde leer van het wezen. De beschermingsomvang van een octrooi wordt daarin bepaald door de uitvindingsgedachte (het “wezen”) van de uitvinding. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met wat derden redelijkerwijs konden begrijpen op grond van de tekst van het octrooi wat wel en niet toegestaan is.
Een schoolvoorbeeld – en bevestiging van deze aanpak – is te lezen in het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2004 in de zaak tussen Engelse onderneming Impro en haar Zweedse concurrent Liko over een octrooi voor een apparaat om (gehandicapte) mensen uit stoelen te tillen. Nadat de octrooihouder, Impro bij de Rechtbank ‘s-Gravenhage een verbod had gekregen op verhandeling van de “Sabina” van Liko – eveneens een tilapparaat- besliste het Gerechtshof ‘s-Gravenhage dat er geen sprake was van inbreuk. Volgens het Hof is er bij de “Sabina” geen sprake van een hefarm met een effectieve lengte die in de orde van grootte van een menselijk bovenbeen ligt. De hoofdconclusie van het octrooi vereist dat.
De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet onbegrijpelijk of onjuist heeft geredeneerd dat het octrooi niet ook betrekking heeft op tilapparaat met een hefarm met anderhalf tot twee keer de lengte van een menselijk bovenbeen. Dat spoort met de uitvindingsgedachte zoals die in de beschrijving bij het octrooi staat. Wezenlijk bij het octrooi is dat het bovenbeen en de hefarm een zogenaamde parallellogram vormen. Dat element kan dus niet worden weggeïnterpreteerd, zoals Impro stelde. Met dezelfde redenering volgt ook dat de “Sabina” geen equivalent is. De Hoge Raad vindt evenals het Hof dat de hefarm bij de “Sabina” niet in wezen hetzelfde resultaat op in wezen dezelfde wijze bewerkstelligt als bij de geoctrooieerde uitvinding.