020 530 0160

Herziening ex parte verbod in handelsnaamgeschil

Gepubliceerd op 9 januari 2009 categorieën 

De rechtbank van Rotterdam heeft op 30 december in een opheffings kort geding vonnis gewezen inzake een ex parte verbod op het voeren van een verwarrende handelsnaam.


La Vita is een vennootschap die sedert 28 december 2004 onder de naam La Vita een schoenenwinkel exploiteert in Brielle. Op 20 november 2008 heeft La Vita onder de naam La Vita Fashion een schoenenwinkel geopend aan de Markt 9 te Maassluis. Eind november 2008 heeft La Vita de handelsnamen La Vita Fashion, La Vita, La Vita Schoenmode, La Vita Shoe Fashion en La Vita Shoe ingeschreven in het Handelsregister van de Kamers van Koophandel.


La Vita Mode is een besloten vennootschap die vanaf begin juni 2008 onder de naam La Vita Mode een dameskledingwinkel exploiteert in Maassluis. Op 11 juni 2008 heeft La Vita Mode zich onder de handelsnaam La Vita Mode B.V. laten inschrijven in het Handelsregis-ter van de Kamers van Koophandel.


Na een ex parte verzoek van La Vita Mode ex artikel 1019e Rv, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam bij beschikking (319152/KG RK 08-3315) van 21 november 2008, La Vita bevolen om:


1. haar reclame- en marketingactiviteiten voor zover gericht op La Vita Fashion te Maassluis te staken en gestaakt te houden; 2. de handelsnaam La Vita Fashion van de voorruit van de winkel te verwijderen en verwijderd te houden; 3. het gebruik van de handelsnaam La Vita en/of La Vita Fashion algeheel te staken en gestaakt te houden en bepaald – verkort en zakelijk weergegeven – dat: 4. het onder 3 gegeven bevel niet uitvoerbaar is gedurende de periode dat in kort geding nog niet over de onderhavige voorziening is geoordeeld. Aan de schending van deze bevelen is een dwangsom verbonden van € 2.000,= per dag.


La Vita vordert dat de voorzieningenrechter in onderhevige zaak de opgelegde bevelen intrekt dan wel herziet; subsidiair de aan La Vita opgelegde dwangsom matigt en limiteert, met veroordeling van La Vita Mode in de volgens art. 1019h Rv te begroten proceskosten.


Omdat de spoedeisendheid en onherstelbare schade dat ten grondslag ligt aan het ex parte verzoek niet worden betwist, ligt thans de vraag voor of La Vita handelt in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet door het voeren van de naam La Vita Fashion en/of La Vita voor haar onlangs geopende schoenenwinkel te Maassluis.


Op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (hierna: Hnw) mag iemand zijn onderneming niet gaan drijven onder een naam die reeds eerder door een ander rechtmatig gevoerd wordt, noch onder een naam die daar slechts in geringe mate van afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.


La Vita Mode betwist niet dat La Vita haar handelsnaam La Vita eerder voerde dan zij. La Vita Mode stelt, hetgeen door La Vita wordt betwist, dat gelet op de harde scheidslijn tussen het winkelende publiek in Maassluis en Brielle in samenhang bezien met de aard van de ondernemingen, bij het publiek geen verwarringsgevaar in de zin van artikel 5 Hnw te duchten is.

Nu het kenmerkend woord in de handelsnaam ‘La Vita Mode’ en  La Vita is, is er op dit punt naar voorlopig oordeel verwarring tussen de handelsnamen La Vita Mode en ‘La Vita’ te duchten. Echter, de mate waarin de naam La Vita onderscheidend vermogen heeft, kan – gezien de talrijke varianten waarin deze naam voorkomt – niet als heel bijzonder sterk gekwalificeerd worden. Daarnaast hebben beide ondernemingen een lokaal verzorgingsgebied. Waarbij niet aannemelijk is geworden dat het winkelend publiek uit Brielle in zijn algemeenheid veelvuldig gaat winkelen in Maassluis en vice versa (hetgeen ook blijkt uit de door La Vita overgelegde klantengegevens).


De voorzieningenrechter acht naar voorlopig oordeel op basis van het voorgaande geen verwarringsgevaar tussen de ondernemingen te Brielle en Maasluis te duchten. 


Een vergelijking van de handelsnamen La Vita Fashion en La Vita Mode, die beide gevoerd worden in Maassluis en derhalve in hetzelfde verzorgingsgebied, leidt tot de conclusie dat de naam La Vita Fashion in onvoldoende mate afwijkt van de naam La Vita Mode.


Die conclusie volgt uit het gegeven dat in de naam La Vita Fashion eveneens het kenmerkende woord La Vita voorkomt aangevuld met het beschrijvende element Fashion (het Engelse woord voor mode). Dit in ogenschouw nemende in combinatie met het gegeven dat partijen opereren in elkaars zeer nabije omgeving (na onweersproken is gesteld: op 50 meter afstand) in het centrum van Maassluis, alwaar zij zich bedienen van hetzelfde winkelende publiek, brengt naar voorlopig oordeel met zich mee dat verwarringsgevaar bij het publiek kan ontstaan. Dit is overigens ook niet door La Vita gemotiveerd betwist.


Nu La Vita Mode als eerste de handelsnaam in Maasluis voerde kan zij rechtens aanspraak maken op de bescherming van haar naam voor haar activiteiten in Maassluis.


Gelet op het voorgaande kan de ex parte beschikking van 21 november 2008 voor wat betreft de onder 1 tot en met 3 van de beslissing gegeven bevelen in stand blijven. Het primair gevorderde zal derhalve worden afgewezen. Het subsidiair gevorderde zal worden toegewezen met dien verstande dat de voorzieningenrechter op grond van de ter zitting gebleken omstandigheden reden ziet de opgelegde dwangsom te matigen tot € 500,= per overtreding met een maximum van € 75.000,=.


La Vita zal als de in het ongelijk gesteld partij veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. Nu er sprake is van een gegrond beroep op het bepaald in artikel 5 Hnw is het bepaalde in artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing en dient La Vita veroordeeld te worden in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die La Vita Mode B.V. als in het gelijkgestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.


In dit verband wijst de voorzieningenrechter op de indicatietariven in IE-zaken, welke van toepassing zijn op alle zaken waarin na 1 augustus 2008 vonnis wordt gewezen. Aan de hand van deze indicatietarieven acht de voorzieningenrechter een vergoeding van € 6.000,= (excl. BTW) voor onderhavig eenvoudig kort geding en voornoemd verzoekschrift, te ver-meerderen met de verschotten, passend en geboden.


De voorzieningenrechter herziet de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, gegeven op 21 november 2008 op het verzoek van La Vita Mode aldus, dat de daarin opgelegde dwangsom zal worden gematigd tot € 500,= voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat La Vita in strijd handelt met de onder 1 tot en met 3 van voornoemde beschikking vermelde bevelen, met een maximum van € 75.000,=; Tevens veroordeelt zij La Vita in de proceskosten, aan de zijde van La Vita Mode tot op heden be-groot op € 6.000,= aan salaris voor de advocaat en € 353,= aan verschotten.


Lees hier de uitspraak

Bron: rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Menno Weij

publicaties

Gerelateerde artikelen