Afgelopen week heeft de voorzieningenrechter Dordrecht vonnis gewezen in een kort geding tussen Digital Innovations B.V. en B.A.M. Pro Electronics B.V.. Het lijkt mij zeker een kort geding te zijn geweest, gezien de twee kantjes dat het vonnis telt. Iets wat mijns inziens te kort doet aan de problemen die in deze zaak (kunnen) spelen.
De zaak speelde tussen twee partijen: Digital Innovations en B.A.M. Pro Electronics. Digital Innovations heeft met B.A.M. Pro Electronics een overeenkomst gesloten ter ontwikkeling van software en het leveren van hardware voor IP-TV systemen. Partijen waren overeengekomen dat Digital Innovations de software zou leveren voor EUR 14.000,=. B.A.M. Pro Electronics zou daarvoor een licentie verkrijgen voor onbeperkt gebruik van de software. Aan die licentie werd echter wel de voorwaarde gesteld dat B.A.M. Pro Electronics haar hardware alleen zou betrekken bij Digital Innovations, en dat de software alleen op die hardware zou worden gebruikt.
Echter blijkt dat B.A.M. Pro Electronics ook hardware van derden zou hebben betrokken, en dat de software van Digital Innovations ook daar op zou zijn gekopieerd. B.A.M. Pro Electronics gaat mijns inziens niet zo stellig in op deze stelling. Wel stelt ze zich op het standpunt dat de geleverde software ondeugdelijk zou zijn, en dat ze de software door een andere partij aan heeft moeten laten passen. De software van Digital Innovations zou nog wel gebruikt worden, maar dit zou slechts een heel klein deel betreffen dat bovendien geen oorspronkelijk karakter zou bezitten, en dus niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking zou komen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat door deze erkenning het gebruik van de software vast staat. Op software kan auteursrechtelijke bescherming toekomen indien het werk voldoet aan de eis dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Echter oordeelt de voorzieningenrechter “Of aan die eis voldaan wordt kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Daarvoor is, nu B.A.M. Pro Electronics betwist dat aan die eis voldaan wordt.” en stelt ze Digital Innovations in het ongelijk.
Voor zover de feiten mij bekend zijn, heb ik een vreemde smaak bij dit vonnis: De voorzieningenrechter gaat geheel voorbij aan de stelling dat er sprake zou zijn van het niet-naleven van de licentievoorwaarden. Bovendien wordt hier wel erg kort-door-de-bocht omgegaan met het auteursrecht. Het auteursrecht op de software wordt beoordeeld aan de hand van het resterende stukje oorspronkelijke software dat B.A.M. Pro Electronics nog zou gebruiken. Echter wordt er aan het feit voorbij gegaan dat het originele, gehele stuk software wellicht ook/wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kan komen, en dat er dus weldegelijk sprake kan zijn van auteursrechtinbreuk.
Een ander verhaal is het herstellen van fouten door de rechtsverkrijgende. Het maken van aanpassingen aan de software (of in een klein deel daarvan) kan in beginsel verboden worden door de auteursrechthebbende. Echter, op grond van art. 45j Auteurswet (een uitwerking van art. 5 lid 1 van de Softwarerichtlijn) is het toegestaan om -onder meer- fouten te verbeteren-, wanneer deze handelingen voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel. Of hier sprake van was wordt mijns inziens onvoldoende bewezen. Welke fouten bestonden er? Wat was het beoogde doel? Het lijkt mij namelijk goed denkbaar dat het foutherstel er -mede?- op gericht zou zijn om de software correct te laten werken met andere hardware; Iets wat vast niet het beoogde doel zou zijn geweest van Digital Innovations.
Lees hier het vonnis.