De rechtbank Rotterdam heeft zich moeten uitlaten over de contractuele gevolgen van de levering van illegale software onder een overeenkomst tussen twee partijen. Wat was er precies aan de hand?
Eiser heeft aan gedaagde software geleverd en deze software geïnstalleerd op een door gedaagde elders aangeschafte tweedehands server. De geleverde software was naar zijn aard echter bestemd om geïnstalleerd te worden op een nieuwe server. Kennelijk heeft daardoor nimmer acceptatie van de licentieovereenkomst door de fabrikant van de software plaatsgevonden, en heeft gedaagde hierdoor geen gebruik kunnen maken van updates van de software.
Het verweer van gedaagde dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met de goede zeden (3:40 BW) wordt gepasseerd.
De rechtbank gaat wel mee met het verweer van gedaagde dat eiser zijn verplichtingen uit de met gedaagde gesloten overeenkomst niet behoorlijk is nagekomen. Naar het oordeel van de rechtbank bezit de geleverde software niet de eigenschappen die gedaagde op grond van de overeenkomst mocht verwachten, en beantwoordt de door eiser geleverde prestatie derhalve niet aan de tussen partijen gesloten overeenkomst.
Interessant is dat de rechtbank hier een parallel trekt met het zogenaamde “conformiteitsvereiste” zoals dat geldt voor koop (zie 7:17 BW). Aangezien software doorgaans niet wordt ‘gekocht’ maar in licentie wordt verstrekt, kun je je afvragen of het conformiteitsvereiste wel van toepassing is op software. In de rechtsliteratuur is wel betoogd dat dit voor de aanschaf van standaard software inderdaad zou moeten (kunnen) gelden, maar niet voor de ontwikkeling van maatwerk software.
lees hier het gehele vonnis.