020 530 0160

Consultatie beleidsregel netneutraliteit geëindigd: schiet het ministerie zijn doel voorbij?

Gepubliceerd op 4 juni 2014 categorieën , ,

Eerder schreven wij al over de aangekondigde beleidsregel van het ministerie van Economische Zaken die de regels over netneutraliteit moeten verduidelijken. Deze (concept) beleidsregel bepaalt welke diensten precies onder het netneutraliteitsregime vallen, en welke daarvan zijn uitgesloten. De consultatie van deze beleidsregel is inmiddels ten einde, waardoor het ministerie nu de tijd heeft om de reacties te behandelen en de beleidsregel daar eventueel op aan te passen. Vervolgens wordt de definitieve beleidsregel als instructie aan de handhaver Autoriteit Consument en Markt (ACM) meegegeven.

Netneutraliteit

Alvorens op de reacties op de consultatie in te gaan, eerst kort een resumé: Op grond van artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet (Tw.) is het aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken waarover internettoegangsdiensten worden geleverd en aanbieders van internettoegangsdiensten zelf verboden om diensten of toepassingen op het internet te belemmeren of te vertragen, tenzij daarvoor een gegronde reden is. Dus: het is KPN niet toegestaan om toegang tot bijvoorbeeld Netflix te beperken, puur omdat deze dienst te veel bandbreedte op haar netwerk inneemt.

Echter, in de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wetsartikel is bepaald dat ‘losse diensten’ niet volgens de beginselen van netneutraliteit behandeld hoeven te worden. Dit houdt bijvoorbeeld in dat, indien je enkel Netflix-toegang bij KPN afneemt en dus geen toegang hebt tot de rest van het internet, KPN in jouw geval alle overige diensten mag blokkeren om jouw Netflix-ervaring te optimaliseren. Het heeft immers geen zin om al het andere internetverkeer gelijk te behandelen, als je toch geen toegang tot die diensten hebt.

De beleidsregel

Om de begrippen ‘losse dienst’ en ‘internettoegangsdienst’ te verduidelijken, heeft het ministerie van EZ het nodig geacht om daarover een beleidsregel op te stellen. De conclusie daarvan is: indien je twee internetdiensten van één aanbieder afneemt (bijvoorbeeld Netflix-toegang en een Voice over IP-dienst), is er effectief sprake van een internettoegangsdienst en zijn daarop de regels over netneutraliteit van toepassing. Dit is ook het geval indien een losse dienst samen met internettoegang wordt afgenomen.

Uit de reacties op deze consultatie blijkt dat de marktpartijen die op de concept beleidsregel hebben gereageerd de nodige op- en aanmerkingen hebben op deze redenering van het ministerie.

Losse dienst + losse dienst = internettoegang?

Verschillende partijen geven bijvoorbeeld aan dat de beleidsregel voor hen enkel onduidelijkheid schept. Zo vragen bijvoorbeeld de Dutch Hosting Provider Association, Tele2, Eurofiber en Bits of Freedom zich af of uit de formulering volgt dat een aanbieder van twee of meer losse diensten direct kwalificeert als een aanbieder van internettoegang. Dat is inderdaad vreemd, nu er natuurlijk niet van ‘internettoegang’ kan worden gesproken indien een internetgebruiker enkel – bijvoorbeeld – Netflix-toegang en een Voice over IP-dienst bij een dienstverlener afneemt. De verschillende marktpartijen achten de netneutraliteitsbepaling daarmee niet meer accuraat, in welke redenering ik me kan vinden.

IPv4 vs. IPv6

Ten slotte zijn er meerdere partijen, waar onder SIDN, die willen weten welke implicaties netneutraliteit heeft voor de verschillende IP-protocollen die op het internet gehanteerd worden. Om het kort uit te leggen: in het verleden werd aan randapparatuur een IPv4-adres toegewezen. Echter, net als bij de Nederlandse kentekennummers in het formaat RB-KV-06, zijn er inmiddels zo veel IPv4-adressen met 15 tekens uitgereikt, dat deze praktisch allemaal in gebruik zijn. Om dit probleem op te lossen wordt er nu ook gebruik gemaakt van het IPv6-protocol, zodat er vele nieuwe IP-adressen aan randapparatuur kunnen worden toegekend. Doordat deze twee IP-protocollen door elkaar op het internet worden gebruikt en deze niet met elkaar verenigbaar zijn, zijn IPv4-diensten alleen benaderbaar door gebruikers die zelf randapparatuur met een IPv4-adres bezitten. Zodoende wordt een deel van het internet voor hen (onbedoeld) ontoegankelijk, namelijk het deel van het internet dat alleen door middel van een IPv6-adres ontsloten wordt.

Het is nu de vraag aan het ministerie van EZ of het enkel aanbieden van een IPv4- of IPv6-dienst leidt tot een schending van de netneutraliteit. Immers, door één van deze protocollen niet te ondersteunen, kun je betogen dat een deel van de diensten of toepassingen op het internet door een aanbieder belemmerd wordt.

En nu?

Uit de verschillende reacties op de voorgestelde beleidsregel lijkt hoe dan ook te volgen dat deze voor de betrokkenen eerder onduidelijkheid schept dan dat deze de huidige situatie verduidelijkt. Aan het ministerie van EZ dus de taak om de beleidsregel waar nodig aan te scherpen en (eventueel) te reageren op het onderscheid tussen de verschillende IP-protocollen. Uiteraard zullen wij bloggen als de definitieve beleidsregel bekend is.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Tomas Weermeijer

publicaties

Gerelateerde artikelen