Voor de rechtbank Amsterdam verscheen onlangs een klusjesman wegens verdenking van het aftappen van een internetverbinding. Het Openbaar Ministerie stelde zich op het standpunt dat het wegnemen van bandbreedte en/of de capaciteit van de bandbreedte dienden te worden aangemerkt als diefstal. De rechter oordeelde echter anders:
“Terzake de beschuldiging van diefstal is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat “data(verkeer)” geen goed is in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat ook “capaciteit van bandbreedte”, de hoeveelheid data die tegelijkertijd via een bepaalde verbinding kunnen worden overgebracht, niet als zodanig is te kwalificeren. Door ongeoorloofd gebruik te maken van bandbreedte verliest de rechthebbende immers hierover niet noodzakelijkerwijs de feitelijke macht (vlg. HR 3 december 1996, NJ 1997, 574). Hoewel daarvan in deze zaak niet is gebleken, zal het illegale gebruik wellicht ten koste gaan van de snelheid van het internet. Deze snelheid – door de officier van justitie aangeduid als wezenskenmerk van een internetverbinding – kan evenmin als goed worden aangemerkt.”
De uitspraak lijkt op gespannen voet te staan met de recente uitspraak van de rechtbank Leeuwarden (zie hier ons eerdere bericht). In deze zaak, waarin het ging om diefstal van een digitaal zwaard en amulet, die men kon winnen in het spel Runescape, werd nu juist geoordeeld dat deze “virtuele goederen” ook kunnen worden aangemerkt als goederen in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Belangrijk verschil is echter dat in die zaak wel was voldaan aan het criterium dat de rechthebbende de feitelijke macht over het “goed” was verloren.
Lees hier het hele bericht.