Vanaf 1 augustus a.s. zal het niet meer mogelijk zijn om de volledige proceskosten in zaken betreffende intellectuele eigendom vergoed te krijgen. Een Europese Richtlijn over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten schrijft de lidstaten voor de werkelijk gemaakte kosten – in redelijkheid – te vergoeden. De vraag is alleen: wat is redelijk? Rechters dachten daar in de praktijk verschillend over.
Het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVC) heeft nu een richtlijn ontwikkeld om beter te kunnen bepalen wat een “redelijke” proceskostenveroordeling is.
Een eenvoudig kort geding mag maximaal € 6.000 kosten; een eenvoudige bodemzaak zonder re- en dupliek niet meer dan € 8.000. Met name voor de grote kantoren die dikwijls een astronomisch hoog uurtarief hanteren, zal dat een aderlating zijn. Het komt op dit moment regelmatig voor dat de verliezende partij bedragen van € 40.000 moet ophoesten, simpelweg omdat de andere partij een dure advocaat heeft ingeschakeld. Aan die praktijk moet nu een einde komen. De nieuwe tarieven zijn tot stand gekomen in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten.
Lees hier de indicatieve tarieven en de toelichting daarop.
