De vraag is even of de vlag de lading helemaal dekt, maar ik zocht een korte titel. Waar gaat het om?
Virtual Access is een PSP (Payment Service Provider) die bemiddelt bij de openening van bankrekeningen en internetbetalingen voor haar klanten, doorgaans buitenlandse vennootschappen die zich bezig houden met (de exploitatie van) sekssites.
Virtual Access heeft ING in kort geding betrokken, omdat Virtual Access sinds 2003 contacten heeft met ING. De afspraken tussen hen zijn in mei 2005 vastgelegd in een Convenant, ‘inzake het openen van zogenaamde collect accounts ten behoeve van buitenlandse internetbedrijven die hiervoor speciaal een Nederlandse onderneming moeten starten teneinde hun creditcardbetalingsverkeer via Paysquare/Interpay te kunnen laten lopen’.
ING heeft het convenant opgezegd. Virtual Access betwist de opzegging en vordert nakoming van het convenant. Het heeft er overigens alle schijn naar dat alle banken niet gediend zijn van het bedienen van buitenlandse bedrijven die zich bezig houden met sekssites – dat volgt uit het feitencomplex van deze zaak.
De rechter toetst aan de hand van de volgende maatstaf:
“Virtual Access heeft haar vordering in de eerste plaats gebaseerd op de stelling dat ING het Convenant dient na te komen. Een dergelijke vordering kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.”
De rechter overweegt vervolgens dat het convenant geen verplichting van ING jegens Virtual Access inhoudt om voor de klanten van Virtual Acces rekeningen te openen en in stand te houden, en concludeert daarom dat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen.
De vordering van Virtual Access dat de ING het mededingingsrecht schendt, wordt als volgt afgewezen:
“Virtual Access heeft verder betoogd dat ING (net als de andere banken die Virtual Access heeft benaderd) in strijd handelt met het mededingingsrecht, aangezien sprake zou zijn van een collectieve boycot van de adult entertainment branche en/of van misbruik van machtspositie. ING heeft aangevoerd op geen enkele wijze overleg of ruggespraak te hebben gehad met enige andere Nederlandse bank. Virtual Access heeft in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval is geweest. Van kartelvorming is dan ook geen sprake. Evenmin kan worden aangenomen dat de Nederlandse banken een collectieve machtspositie hebben en dat de weigering van ING om de bankrekeningen in stand te houden een weigering zou zijn van toegang tot een essentiële faciliteit. Van belang daarbij is dat ING geen activiteiten ontplooit die concurreren met die van Virtual Access en dat, zoals ING onweersproken heeft gesteld, talloze met Paysquare vergelijkbare bedrijven in het buitenland gevestigd zijn, zodat de klanten de mogelijkheid behouden betalingen met credit cards te verrichten, terwijl ook telefonische betaling mogelijk is. Verder heeft ING er nog op gewezen dat er in Nederland 103 bankinstellingen zijn waarvan Virtual Access er slechts 15 heeft benaderd. Voorshands is dan ook niet aannemelijk dat ING in strijd handelt met het mededingingsrecht.”
Lees hier de hele uitspraak.