Goliath B.V., een handelaar in speelgoed uit Hattem en Jakks Pacific Inc. een Californische producent van de door Goliath verkochte flywheel moeten hun beschuldigingen van inbreuk door concurrent Canenco B.V. uit Alphen aan den Rijn rectificeren. De Voorzieningenrechter van de Rechtbank ‘s-Gravenhage heeft in zijn vonnis van 9 november 2005 beslist dat Goliath en Jakks te lichtvaardig hebben aangenomen dat er sprake is van inbreuk door verhandeling van een vergelijkbaar produkt, wat niet het geval is, en daarom onrechtmatig hebben gehandeld.
Blijkens het vonnis heeft de commercieel directeur van Goliath Bart Smit, Intertoys en Toys ‘R Us telefonisch benaderd dat Canenco met de aan hun geleverde “Ripracer” inbreuk maakt op haar rechten. Daarop hebben de speelgoedketens het speelgoed uit de winkel, of collectie gehaald. Volgens de rechter kan er echter in redelijkheid niet aan worden getwijfeld dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk, en is er verder geen sprake van modelrechtinbreuk of slaafse nabootsing.
Kennelijk verwijt de Voorzieningenrechter Goliath en Jakks dat zij zich pas heel laat uitlieten na telefonische en schriftelijke verzoeken van Canenco over de “werkelijkheid van de gestelde inbreuk”. Interessant is dat de rechter verwijst naar artikel 195 van boek 6 over misleidende reclame dat niet rechtstreeks toepasselijk is. Volgens dit artikel wordt de bewijslast omgedraaid bij misleidende mededelingen of vergelijkende reclame. De berichtgever moet aantonen dat wat hij zegt juist is, en wanneer dat niet zo is, aantonen dat de daardoor veroorzaakte schade niet aan zijn schuld is te wijten.
Bezint eer ge klaagt, en heb ook een verhaal, lijkt de rechter te zeggen