Octrooihouders moeten aan het Octrooicentrum Nederland zo lang een octrooi in Nederland geldt jaarlijks taksen betalen. Doen ze dat niet dan vervalt het Nederlandse octrooi, of het Europese octrooi waarin Nederland is aangewezen. Volgens de Rijksoctrooiwet heeft de octrooihouder nog wel een herstelmogelijkheid als de houder ondanks de in gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid een termijn mist. In dat geval moet hij zo spoedig mogelijk, maar binnen een jaar een verzoek tot herstel in de vorige toestand indienen.
In zijn uitspraken van 9 juni 2005 heeft de Rechtbank Den Haag dat twee zulke verzoeken terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard door het Octrooicentrum. Het gaat in beide gevallen om octrooien van het Baylor College of Medicine uit Houston, Texas, die het beheer van de octrooien had uitbesteed aan het Amerikaanse advocaten- en octrooigemachtigden kantoor Fulbright & Jaworski (F&L).
In de ene uitspraak (ten aanzien van het octrooi EP 0.344.177) mocht het Octrooicentrum beslissen dat herstelverzoek niet spoedig genoeg was gedaan. Het verzoek was weliswaar binnen een jaar gedaan (om precies te zijn een dag ervoor), maar volgens de Rechtbank is aannemelijk dat F&J al méér dan een jaar wist dat het octrooi vervallen was. In de andere uitspraak (ten aanzien van het octrooi EP 0.364.255) besliste de Haagse Rechtbank dat het kantoor waaraan F&L op zijn beurt betaling van de taksen had uitbesteed niet de geboden zorgvuldigheid in acht had genomen en er geen sprake was van een verontschuldigende omstandigheid. Een medewerkster had kennelijk de betaling van taksen in Nederland, Duitsland en Engeland over het hoofd gezien.
Moraal van deze uitspraken is dat octrooihouders, maar ook octrooigemachtigden aan wie zij het beheer van hun octrooien uitbesteden niet gemakkelijk wegkomen met administratieve fouten.