Op 16 juni 2020 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het voorstel voor de nieuwe Wet Franchise. Hierin wordt de verhouding tussen franchisenemers en franchisegevers geregeld. Wat betekent dit voor franchisegevers?
Het doel van de Wet Franchise is om de relatie tussen de franchisegever en haar franchisenemers meer in evenwicht te brengen, en de samenwerking te bevorderen. De Wet Franchise maakt geen onderscheid tussen grote of kleine franchisenetwerken. Ook geldt de Wet Franchise voor alle sectoren en alle soorten franchiseformules.
Waar moet je straks op letten?
De Wet Franchise stelt eisen aan de franchiseovereenkomst en zal – na instemming van de Eerste Kamer – worden opgenomen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij het opstellen van een franchiseovereenkomst zijn er een aantal punten waar je als franchisegever straks in ieder geval goed op moet letten. Wij geven er een paar mee:
Dwingend recht
De Wet Franchise is van dwingend recht. Het is niet toegestaan om in de franchiseovereenkomst in het nadeel van een Nederlandse franchisenemer af te wijken. Doe je dat toch, dan kun je op die afwijkende afspraak geen beroep doen.
Over dit punt is in de Tweede Kamer discussie ontstaan. Franchisegevers kunnen afwijken van de Wet Franchise wanneer de franchisenemer in het buitenland is gevestigd. Bij een Nederlandse franchisenemer kunnen franchisegevers niet afwijken, ook niet als er een rechtskeuze voor buitenlands recht is opgenomen. Dit kan een enorme impact hebben op overeenkomsten waarbij een internationaal opererende franchisegever contracteert met een Nederlandse franchisenemer. De franchisegever zal de afspraken met de Nederlandse franchisenemers in lijn moeten brengen met de Wet Franchise, waardoor deze waarschijnlijk gaan afwijken van de afspraken met andere franchisenemers in het netwerk. Staatssecretaris Mona Keijzer is verzocht om over dit punt nog opheldering te geven.
Informatieplicht en onderzoeksplicht
De Wet Franchise kent een informatieplicht voor de franchisegever en een onderzoeksplicht voor de franchisenemer. Een franchisegever moet voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst en tijdens de looptijd daarvan alle informatie verstrekken waarvan hij in redelijkheid kan begrijpen dat deze voor de franchisenemer van belang is. De Wet Franchise bevat een opsomming van de informatie die in de precontractuele fase moet worden verstrekt. Aan de andere kant mag van de franchisenemer een zekere mate van onderzoek worden verwacht en komt het niet-nakomen hiervan voor rekening en risico van de franchisenemer.
Hoe de informatie- en onderzoeksplicht zich tot elkaar verhouden hangt af van de omstandigheden van het geval, de aard van de franchiseformule en de omvang van partijen. Voor een franchisegever is het in ieder geval van belang om goed te documenteren welke vragen in de precontractuele fase over en weer gesteld zijn en welke antwoorden en aanvullende informatie is verstrekt.
Stand-still periode
De franchisegever moet de informatie in de precontractuele fase ten minste vier weken voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer verstrekken. Gedurende deze stand-still periode mogen geen aanvullende voorwaarden worden gesteld of wijzigingen worden doorgevoerd die mogelijk negatief of bezwarend zijn voor de (aspirant)franchisenemer. De franchisegever mag de franchisenemer er niet toe aanzetten om al eerder overeenkomsten te tekenen of investeringen te doen. Van de (aspirant-)franchisenemer wordt verwacht dat hij in deze periode de informatie van de franchisegever bestudeert en onderzoekt en zelf nader onderzoek doet.
Tussentijdse wijzigingen en drempelwaarde
In de praktijk komt het regelmatig voor dat de franchisegever aanpassingen wil doorvoeren in de huisstijl, de inventaris of dat beleidsmatige wijzigingen plaatsvinden. De franchisegevers moeten franchisenemers betrekken bij wijzigingen die mogelijk aanzienlijke gevolgen hebben voor de exploitatie door de franchisenemer. In de franchiseovereenkomst moet vooraf een drempelwaarde worden vastgelegd, vanaf welke de franchisenemer moet instemmen om een lopende franchiseovereenkomst tussentijds te wijzigen. Het voorstel voor de drempelwaarde moet redelijk en billijk zijn. De franchisenemer mag niet voortdurend drempelwaardes blijven weigeren. Het is niet de bedoeling dat belangrijke innovaties van de franchisegevers worden geblokkeerd.
Beëindiging van de franchiseovereenkomst
Afspraken over non-concurrentie en goodwill die na het einde van de franchiserelatie blijven gelden moeten specifiek worden opgenomen in de franchiseovereenkomst. Daarbij geldt onder andere dat een non-concurrentiebeding niet langer dan één jaar na het einde van de franchiserelatie mag duren en beperkt moet zijn tot het geografische gebied waarin de franchisenemer actief is geweest. De goodwill-regeling moet duidelijk maken hoe de waarde van goodwill wordt vastgesteld en op welke wijze vergoeding plaatsvindt.
Worden open normen verder ingevuld?
Omdat de Wet Franchise een aantal open normen bevat, diende Kamerlid Aartsen (VVD) een motie in met betrekking tot het overleg tussen franchisenemers en franchisegevers. De motie ziet op het bij elkaar brengen van vertegenwoordigers van franchisenemers en franchisegevers in een periodiek overlegorgaan, waarin zij kunnen komen tot modelafspraken en modelovereenkomsten over de invulling van de open normen uit de Wet Franchise.
Vanaf wanneer is de Wet Franchise van toepassing?
De Wet Franchise is nu aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer moet er over nog stemmen. Als de Eerste Kamer de Wet Franchise tijdig aanneemt, zal deze per 1 januari 2021 in werking kunnen treden. Nieuwe franchiseovereenkomsten moeten vanaf dat moment aan de Wet Franchise voldoen. Voor bestaande franchiseovereenkomsten geldt een overgangsperiode ten aanzien van specifieke bepalingen zoals over instemmingsrecht, goodwill en het concurrentiebeding. Per 1 januari 2023 moeten alle franchiseovereenkomsten volledig aan de Wet Franchise voldoen.