De rechtbank Limburg heeft geoordeeld dat de weigering door de internet service provider (ISP), in dit geval Vodafone, om de NAW gegevens van haar abonnee te verstrekken onrechtmatig is jegens de websitehouder die als eisende partij optreedt in deze zaak. The saga continues want dit is niet de eerste keer dat de websitehouder de rechtbank heeft verzocht om te gebieden dat gegevens aan hem worden verstrekt. Eerder deed hij een verzoek bij de rechtbank Den Haag maar dan ten opzichte van Facebook omdat er vermeende onrechtmatige uitlatingen via Facebook zijn geplaatst. De rechtbank Den Haag heeft het verzoek tot gegevensverstrekking toegewezen. Helaas voor de websitehouder is het niet mogelijk om op basis van de door Facebook verstrekte gegevens een persoon aan te duiden die verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor de onrechtmatige uitlatingen.
De websitehouder gaat daarom nu een stap verder en vordert dat de ISP de NAW gegevens behorend bij het IP-adres, dat hij van Facebook heeft ontvangen, aan hem worden verstrekt. Gebleken is dat het verstrekte IP-adres behoort bij een internetaansluiting die op naam staat van een abonnee van Vodafone. Deze laatste heeft volgens de websitehouder echter geweigerd de NAW gegevens van de betreffende abonnee te verstrekken. Reden waarom de websitehouder zich tot de rechter in Maastricht heeft gewend.
In deze zaak gaat het om vermeende onrechtmatige berichten die via verschillende Facebook groepen zijn geplaatst. De websitehouder wordt in deze berichten onder meer met naam en adres genoemd alsook zijn er (links naar) foto’s van hem geplaatst. De Facebook groep heeft als naam ‘gedupeerd door [naam webwinkel]’ en in de berichten wordt de websitehouder beticht van oplichting en diefstal. Niet mals dus. De websitehouder meent dat hij door deze uitlatingen is aangetast in zijn eer en goede naam als gevolg waarvan hij schade lijdt en heeft geleden. Hij wil de beheerder(s) van de Facebook groepen die de berichten zou(-den) hebben geplaatst daarom in rechte betrekken.
De rechtbank beoordeelt het onderhavige verzoek van de websitehouder aan de hand van het Lycos/Pessers arrest uit 2005. In dit arrest heeft de Hoge Raad de maatstaf aangelegd op basis waarvan een verzoek tot gegevensverstrekking moet worden beoordeeld. Volgens de rechtbank is deze maatstaf nog steeds leidend, aangezien uit Europese regelgeving niet valt af te leiden dat er een richtlijn is op basis waarvan een verplichting bestaat voor ISP’s om altijd aan een dergelijk verzoek gevolg te geven danwel dat die verplichting nooit mag worden opgelegd. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval en een juiste afweging van de betrokken belangen. Volgens de rechtbank is dit in lijn met de in het Lycos/Pessers arrest aangelegde maatstaf.
Vervolgens beoordeeld de rechtbank het verzoek van de websitehouder aan de criteria uit het Lycos/Pessers arrest en komt tot de conclusie dat de ISP onrechtmatig handelt door de verzochte gegevens niet te verstrekken en beveelt de ISP alsnog over te gaan tot verstrekking van de gegevens.
De rechtbank concludeert onder meer dat voldoende aannemelijk is dat de inhoud van de berichten onrechtmatig zijn jegens de websitehouder nu glashelder is dat de berichten betrekking hebben op hem en er wordt gesuggereerd dat hij zich schuldig zou maken aan strafbare feiten. Daarnaast heeft de websitehouder een belang bij het verkrijgen van de gegevens om de plaatser van de onrechtmatige berichten in rechte te kunnen betrekken. Volgens de rechtbank is voorts voldoende gebleken dat er geen andere mogelijkheden voor handen zijn om aan de verzochte gegevens te komen, aangezien i) de (advocaat van) websitehouder via de Facebookgroep heeft verzocht om de e-mailadressen van de beheerder(s) te verstrekken en op dit verzoek niet is gereageerd en ii) Facebook niet over de verzochte gegevens beschikt en dus niet heeft kunnen verstrekken en de door haar verstrekte gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden. Tot slot, concludeert de rechtbank dat de belangen van de ISP en/of de abonnee niet prevaleren boven die van de websitehouder nu de ISP niet heeft gesteld een zelfstandig belang te hebben bij het weigeren van de gegevensverstrekking en het recht van de abonnee om zich vrijelijk en anoniem te uiten geen absoluut recht is en niet mag worden misbruikt om onrechtmatige berichten te plaatsten en zich vervolgens te kunnen onttrekken indien hij ter verantwoording wordt geroepen.
De rechtbank heeft de ISP bevolen om de verzochte gegevens alsnog binnen 7 dagen na het vonnis te verstrekken. De ISP heeft nog verzocht om een langere termijn, maar aangezien zij al had erkend over de gegevens te beschikken gaat de rechtbank aan dit verzoek voorbij nu zij de gegevens dus niet meer hoeft te achterhalen.
Lees de volledige uitspraak hier.