020 530 0160

Het recht om vergeten te worden: recht op privacy versus informatievrijheid

Gepubliceerd op 16 februari 2015 categorieën , ,

Op deze webblog is al vaker aandacht besteed aan het in mei 2014 geïntroduceerderecht om vergeten te worden’. Onlangs deed de rechtbank Amsterdam opnieuw uitspraak omtrent dit inmiddels veelbesproken recht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Google de zoekresultaten die betrekking hebben op eiser niet hoeft te verwijderen nu de zoekresultaten niet ontoereikend, irrelevant en bovenmatig zijn en het belang van eiser bij verwijdering in dit geval niet opweegt tegen het recht op informatievrijheid van Google.

Wat was er aan de hand?

Eiser heeft in 2011 een woning laten bouwen door een aannemer. Gedurende de verbouwing heeft eiser met zijn gezin geleefd in een naastgelegen woning waaraan drie port-a-cabins waren gemonteerd om meer ruimte te creëren. Medio april 2012 is het geschil tussen eiser en de aannemer ontstaan. De aannemer stelde zich op het standpunt  dat hij nog € 200.000 van eiser te vorderen had wegens meerwerk en vervallen termijnen. Eiser bleek anderzijds niet tevreden te zijn over de werkzaamheden van de aannemer. De aannemer heeft vervolgens ter uitvoering van zijn retentierecht de sloten van de woning veranderd. Dit retentierecht is geëindigd toen eiser een bankgarantie heeft gesteld.

Het geschil is in een hierop volgende arbitrage procedure beslecht met als uitkomst dat partijen het geschil hebben geschikt.

Aanleiding onderhavig geschil

In verschillende nieuwsberichten, die vervolgens door andere websites zijn overgenomen, is over de kwestie geschreven. Op 31 mei 2014 heeft eiser middels een daartoe bestemd online formulier Google verzocht de links die verwijzen naar de nieuwsberichten niet meer als resultaat te vertonen bij het invoeren van zijn naam in de zoekmachine van Google. Op 16 juli 2014 heeft Google dit verzoek geweigerd. Ook een daarop volgende sommatie van de advocaat van eiser mocht niet baten. Wederom weigert Google aan het verzoek te voldoen.

In onderhavige procedure vordert eiser primair onder meer dat de zoekresultaten die volgen op de door eiser genoemde zoektermen door Google worden verwijderd en verwijderd blijven. Secundair vordert eiser dat de zoekresultaten die volgen op het invoeren van voornoemde zoektermen als laatste en onderste van alle gevonden resultaten worden gepositioneerd. Google heeft hierop verweer gevoerd.

De beoordeling

Eiser heeft zijn vorderingen gebaseerd op artikel 36 en 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens “Wbp” en het Costeja- arrest van het Europese Hof van Justitie (13 mei 2014, C-131/12) waarin het recht om vergeten te worden is geïntroduceerd, alsmede op grond van onrechtmatige daad.

De voorzieningenrechter oordeelt allereerst dat zoekmachines zoals Google Search een maatschappelijke functie vervullen en daardoor bij het opleggen van beperkingen terughoudendheid is geboden. De functie van catalogus die de zoekmachine volgens de rechter in feite is, zou ernstig worden belemmerd indien strenge beperkingen aan de werking ervan zouden worden opgelegd en daarmee de zoekmachine aan geloofwaardigheid inboeten.

Vervolgens gaat de rechter in haar beoordeling in op de door eiser aangevoerde rechten op grond van de Wbp. De rechter stelt eerst vast dat Google op grond van het Costeja-arrest een gerechtvaardigd belang heeft (artikel 8 sub f Wbp) bij de verwerking van persoonsgegevens voor haar zoekmachine.

Ten aanzien van het door eiser gedane beroep op artikel 36 en 40 van de Wbp oordeelt de rechter het volgende. “4.4 Voor beantwoording van de vraag of Google Inc op grond van artikel 36 Wbp moet overgaan tot het verwijderen van URL’s die volgen op het invoeren van de naam van eiser in Google Search is ingevolge het Costeja-arrest van belang of de verkregen informatie, gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, ontoereikend, niet of niet meer ter zake dienend (irrelevant) of bovenmatig is ten aanzien van het doel van de betrokken verwerking door Google Inc. Voor de vraag of eiser terecht een beroep doet op artikel 40 Wbp dient ingevolge het Costeja-arrest te worden nagegaan of zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met de bijzondere situatie van eiser zich ertegen verzetten dat hem betreffende gegevens het voorwerp van een verwerking vormen.

Bij de toepassing van beide bepalingen is van belang dat twee fundamentele rechten in het geding zijn, te weten het recht op privacy van eiser (artikel 8 EVRM) en het recht op informatievrijheid van Google Inc (artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet), terwijl ook de belangen van de internetgebruikers, webmasters en auteurs/aanbieders van informatie op het internet in het oog gehouden moeten worden.”

De rechter maakt vervolgens duidelijk dat art 36 en 40 Wbp niet zijn bedoeld voor de wijze waarop zij door eiser zijn ingeroepen. “Bij de toepassing van het zogenoemde ‘verwijderingsrecht’ gaat het vooral om – kort gezegd – de relevantie van de gevonden zoekresultaten, en niet zozeer om de vraag of de inhoud van (in dit geval) de gevonden artikelen zelf ontoereikend, irrelevant of bovenmatig is. Indien eiser een inhoudelijke toetsing wenst van een artikel dat via een zoekopdracht vindbaar is staat het hem vrij het medium dat over hem heeft bericht aan te spreken. In zo’n procedure kan het bestaande juridisch beoordelingskader voor onrechtmatige perspublicaties worden toegepast, waarin onder meer wordt gewogen in welke mate een bepaalde uiting steun vond in het beschikbare feitenmateriaal. Een beroep op artikel 36 en 40 Wbp is niet bedoeld om die procedure te omzeilen. Het is evenmin bedoeld om onwelgevallige maar niet onrechtmatige artikelen via de omweg van een verwijderingsverzoek aan een zoekmachine-exploitant aan het zicht van het publiek te onttrekken.” De rechter wijst het beroep van eiser op beide artikelen vervolgens gemotiveerd af.  

Ook de secundaire vordering van eiser treft geen doel nu Google onweersproken heeft gesteld dat het technisch gezien niet mogelijk is om zoekresultaten te beïnvloeden, in die zin dat kan worden gemanipuleerd op welke pagina een gevonden URL wordt getoond. De voorzieningenrechter gaat ten slotte niet in op het al dan niet onrechtmatig handelen van Google.

Lees de uitspraak hier.  

Bron: itenrecht.nl, rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

publicaties

Gerelateerde artikelen