Advocaat Smit heeft onrechtmatig gehandeld tegenover rechter Westenberg door te beweren dat Westenberg met hem heeft gebeld. Dit volgt uit de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2008. Het telefonische contact zou hebben plaatsgevonden in de zgn. Chipshol-zaak.
Op 19 december 2005 heb ik al uitgebreid bericht over een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam in de zaak tussen rechter J.W. Westenberg en advocaat Hugo Smit. In een interview had de advocaat letterlijk het volgende over rechter Westenberg gezegd.
“Bij grote claims leert de ervaring dat Nederlandse rechters nerveus worden. Er gaan opeens gekke dingen gebeuren, zoals rechters die uitvoerig met advocaten gaan bellen over de zaak. In de Chipshol-zaak is dat ook gebeurd met mr. Westenberg van de Haagse rechtbank.”
In het tussenvonnis had de rechtbank bepaald dat Westenberg moest bewijzen dat de rechter met hem had gebeld. Rechter Westenberg ontkende namelijk dat dit het geval was. In mijn eerdere bericht gaf ik al aan dat het een lastige bewijsopdracht was.
Gezien de einduitspraak van de rechtbank is Smit niet in de bewijsopdracht geslaagd. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
“Belangrijker is dat niet de juistheid is komen vast te staan van de ernstige aantijging die in de omstreden passage ligt besloten, namelijk dat [Westenberg] met [Smit] of met andere destijds in de Chipshol-zaak betrokken advocaten, telefonisch, dus buiten de behandeling ter (pleidooi)zitting om, inhoudelijk over de (merites van de) Chipshol-zaak heeft gesproken. (…) Maar ook ten aanzien van het telefonische contact dat tussen [Westenberg] en [Smit] op 6 december 1994 plaatsgehad zou kunnen hebben, geldt dat niet is komen vast te staan dat daarin inhoudelijk over de zaak is gesproken. “
Het lijkt erop dat de rechtbank de uiting van Smit hier meer betekenis geeft dan deze in het interview had. Smit heeft in het interview gezegd dat hij gebeld is, niet zozeer dat Westenberg met hem de merites van de zaak heeft besproken. Dat heeft hij weliswaar later als getuige tegenover de rechtbank verklaard, maar dat betrof niet de gewraakte uiting in het interview.
Ook andere getuigen hebben overigens verklaard dat Smit hen toentertijd had verteld dat hij door Westenberg was gebeld en dat deze inhoudelijk met hem de zaak heeft besproken. De rechtbank geeft nauwelijks tot geen gewicht aan deze verklaringen omdat zij dit uit tweede hand, namelijk van Smit, hebben vernomen.
Het blijft echter wel opvallend dat Smit tegen derden gewag zou maken van een telefoongesprek dat volgens rechter Westenberg nooit heeft plaatsgevonden. Ook heeft Smit indertijd de president van de rechtbank hierover een brief gestuurd. Als dit allemaal niet waar zou zijn, zou Smit bijna een dwangmatige leugenaar zijn. Ik kan mij voorstellen dat de rechtbank gelet hierop juist Smit het voordeel van de twijfel zou hebben gegeven in plaats van Westenberg.
Overigens had ik al in mijn bericht uit 2005 aangegeven dat de rechtbank ten onrechte de zaak reduceert tot de vraag of de uiting feitelijk juist is of niet. De vrijheid van meningsuiting vergt een uitgebreidere analyse. Al met al, kan ik mij voorstellen dat er een vervolg op deze zaak komt.
Lees hier de uitspraak.