020 530 0160

Toezichthouders krijgen bevoegdheid om als mystery shopper overeenkomsten aan te gaan

Gepubliceerd op 24 augustus 2018 categorieën , ,

Het wetsvoorstel Uitvoeringswet CPC-verordening ligt ter consultatie. Met dit wetsvoorstel krijgen toezichthouders onder het consumentenrecht – zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) – nieuwe bevoegdheden. Het voorstel ziet onder meer op de internationale samenwerking tussen toezichthoudende autoriteiten, een mystery shopping bevoegdheid van toezichthouders en het gelasten van tussenpersonen om te assisteren bij het beschermen van consumentenrechten.

Samenwerking
Op basis van de verordening kunnen bevoegde autoriteiten elkaar verzoeken om wederzijdse bijstand bij een inbreuk op consumentenrechten binnen de Unie. De aangezochte autoriteit is in beginsel verplicht tot medewerking. Weigeren dient gemotiveerd te gebeuren, bijvoorbeeld wanneer er al maatregelen getroffen zijn of als de aangezochte autoriteit tot de conclusie komt dat er geen sprake is van een inbreuk. De Europese Commissie bemiddelt als de verzoekende en aangezochte autoriteit het met elkaar oneens zijn. Bij wijdverbreide inbreuken (die minimaal drie lidstaten aangaan) kunnen de betrokken autoriteiten een gecoördineerde actie starten. Verder introduceert de verordening zogenaamde ‘sweeps’: gezamenlijke acties waarbij bevoegde autoriteiten van alle lidstaten de naleving van consumentenrechten in een bepaalde markt controleren en inbreuken opsporen.

Mystery shopping
Omdat effectief toezicht in veel situaties niet mogelijk is wanneer de identiteit van de toezichthouder bekend is, schrijft de verordening voor dat de bevoegde toezichthouder mag opereren onder een fictieve identiteit. De toezichthouder verricht in dat geval handelingen zonder zich bekend te maken als toezichthouder bij de handelaar. Het gaat daarbij niet alleen om rechtshandelingen, zoals het sluiten van een overeenkomst, maar ook om andere feitelijke handelingen, zoals het voeren van een oriënterend gesprek met een handelaar. Om deze bevoegdheid uit te kunnen voeren mag een toezichthouder bijvoorbeeld inloggen met onjuiste gegevens. Het is de toezichthouder niet toegestaan om over te gaan tot uitlokking. Uitgangspunt is dat het gebruik van een fictieve identiteit noodzakelijk en proportioneel moet zijn, zowel ten aanzien van de zwaarte van de overtreding als de mogelijkheden om alternatieve toezichtsbevoegdheden in te zetten.

Ondanks dat nu wordt voorzien in een wettelijke grondslag voor toezichthouders, volgt uit de rechtspraak dat het inzetten van mystery shopping reeds in de praktijk wordt toegepast. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in haar uitspraak van 8 juli 2015 geoordeeld dat vanwege de doeltreffendheid van het onderzoek naar de naleving van de wet het in beginsel toelaatbaar is dat de toezichthouders anoniem toezicht uitoefenen. 

Tussenpersonen
De verordening vereist dat de bevoegde autoriteiten in de digitale omgeving snel en doeltreffend een einde kunnen maken aan inbreuken op regels ter bescherming van consumentenbelangen. Dit geldt met name wanneer een handelaar zijn identiteit verbergt of zich ergens anders vestigt binnen de Unie of in een derde land, om zo aan handhaving te ontkomen. Partijen die illegaal financiële producten aanbieden via het internet slagen er bijvoorbeeld in om hun illegale dienstverlening voort te zetten door herhaaldelijk niet te reageren op informatieverzoeken en andere handhavingscommunicatie van de AFM. Een ander voorbeeld ziet op online verstrekkers van (flits)kredieten die zich vanuit andere lidstaten op Nederlandse consumenten richten. Door de enorm hoge kosten die worden gerekend kunnen zij grote schade veroorzaken bij consumenten.

Op basis van de huidige bevoegdheden kunnen autoriteiten kennelijk onvoldoende optreden. De verordening introduceert daarom maatregelen van toezichthouders om in te zetten tegen aanbieders van communicatiediensten, zoals hostingproviders of partijen die domeinnamen registreren. Deze zogenaamde zelfstandige last is gericht op het verlenen van medewerking door de aanbieder of instantie om ernstige inbreuken op de consumentenregelgeving te voorkomen, te beperken of te beëindigen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het laten verwijderen van digitale inhoud of de aambieder te gelasten een duidelijk zichtbare waarschuwing aan consumenten te tonen wanneer zij zich toegang verschaffen tot de online interface.

In de praktijk zal de bevoegde autoriteit zich in eerste instantie echter richten tot de handelaar zelf, en pas als dat geen soelaas biedt zich wenden tot een communicatiedienstverlener. Er is daarbij wel toestemming nodig van de rechter-commissaris in Rotterdam voordat een toezichthouder over kan gaan tot het opleggen van de zelfstandige last. Deze rechter-commissaris gaat in principe over het strafrecht, maar kan middels deze taakbedeling ‘expertise opbouwen’ over het bestuursrecht en voor de bevoegde autoriteiten fungeren als vast aanspreekpunt.

De Europese CPC-verordening is op 17 januari 2018 in werking getreden en wordt per 17 januari 2020 van kracht. De Uitvoeringswet is nodig omdat de CPC-verordening vereist dat de instanties die zijn belast met de handhaving van de consumentenregelgeving over enkele bevoegdheden beschikken waarover zij op dit moment niet beschikken. De consultatie is geopend tot 14 september 2018. Alle belanghebbenden/belangstellenden kunnen hierop reageren.

Bron: overheid.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Nina Lodder

publicaties

Gerelateerde artikelen