Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid heeft deze week schriftelijk geantwoord op de aanvullende vragen vanuit de Tweede Kamer naar aanleiding van het wetsvoorstel dat luchtvaartmaatschappijen verplicht stelt om passagiersgegevens te verstrekken. Deze gegevens dienen gedeeld te worden met een nieuw orgaan genaamd de ‘passagiers informatie eenheid’ (PI-NL).
Het wetsvoorstel vloeit voort uit de Europese afspraken, meldt de Rijksoverheid in een nieuwsbericht. Het gaat hier om de implementatie van de zogenoemde PNR-richtlijn (Passenger Name Record). Doel van de wetgeving is het voorkomen en opsporen van terrorisme en ernstige criminaliteit. De PI-NL krijgt daarvoor een eigen wettelijke taak met bijbehorende bevoegdheden. Zo zal PI-NL verantwoordelijk worden voor de uitwisseling van, zowel de passagiersgegevens als het resultaat van de verwerking ervan, met vergelijkbare eenheden van andere lidstaten en met Europol. Daarnaast kunnen ook andere instanties, zoals de politie en het Openbaar Ministerie, toegang krijgen tot de reisgegevens van verdachte personen.
De minister stelt dat er bij het wetsvoorstel een goede afweging is gemaakt tussen het waarborgen van de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de passagiers. Bijzondere persoonsgegevens, waaronder gegevens over geloofsovertuiging en etnische afkomst bijvoorbeeld, mogen niet worden verwerkt. Verder mogen de gegevens niet langer worden bewaard dan voor de duur van vijf jaar en geldt voor reisgegevens waarvan rechtstreeks de identiteit van een persoon kan worden afgeleid dat deze gegevens na zes maanden afgeschermd dienen te worden. Toegang tot deze gegevens kan dan enkel worden verkregen met toestemming van de officier van justitie. Verder zal de AP als nationale toezichthouder voor de verwerking van belast zijn met de advisering en de toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door PI-NL.
Om een veilig bestand van reisgegevens te kunnen realiseren, zal door de Staat zelf aan een geheel nieuw systeem worden gewerkt dat eveneens zal worden beheerd en in eigendom blijft van de Staat. Verder worden alle verwerkingen in het systeem gelogd en gedocumenteerd.
Wat betreft het belang van een dergelijk systeem geeft de minister aan dat op dit moment specifieke reisgegevens door de opsporingsdienst enkel bij de luchtvaartmaatschappijen zelf kunnen worden opgevraagd. Dit proces vergt vaak veel kostbare tijd. Uit het opsporingsonderzoek volgt bijvoorbeeld niet altijd direct met welke luchtvaartmaatschappij de persoon in kwestie heeft gevlogen, wat de bestemming was van deze peroon en op welk tijdstip de vlucht vertrok. Nu alle reisgegevens van verschillende maatschappijen bij één centrale eenheid worden opgeslagen, zal de opsporing van een verdachte efficiënter verlopen en dus minder tijd in beslag nemen. De voor het opsporingsonderzoek benodigde informatie kan niet op een minder ingrijpende manier worden verkregen, aldus minister Grapperhaus. De Tweede Kamer zal binnenkort stemmen over het wetsvoorstel.