De Europese Commissie liet eind vorige week weten dat wederom een flink aantal stappen in het kader van inbreukprocedures zijn gedaan. Ze houden allemaal verband met het feit dat lidstaten niet in overeenstemming handelen met de kaderrichtlijn elektronische communicatie 2002.
Uit die richtlijn volgt onder meer dat aanbieders van telecommunicatiediensten verplicht zijn om de locatiegegevens van de iemand die een noodoproep (112) heeft gedaan aan nooddiensten te verstrekken. De verplichting geldt voor zowel oproepen via vaste als via mobiele telefoon en ging in op het moment dat het doorgeven van de gegevens technisch haalbaar was. In 2003 heeft de Commissie over deze verplichting een aanbeveling gedaan opdat de lidstaten het vereiste juist zouden implementeren. Al in maart 2005 stelde de Commissie vast, dat het verstrekken van genoemde gegevens technisch haalbaar was aangezien de gegevens in veruit de meeste lidstaten verkrijgbaar waren. Toch hebben nog elf van de lidstaten, waaronder Nederland, de verplichting niet geïmplementeerd. De Commissie is dan ook overgegaan tot het sturen van formele waarschuwingen. In Nederland betreft de waarschuwing alleen de gegevens bij noodoproepen via mobiele telefonie.
Andere waarschuwingen en stappen betreffen het niet (geheel) voldaan hebben van lidstaten aan regels omtrent universele dienstverlening, de procedure voor ontwerpbesluiten die gebaseerd worden op een analyse van de concurrentie op de verschillende markten voor elektronische communicatie, het referentieaanbod van de gevestigde exploitant voor andere aanbieders, ontbundeling van het aansluitnet, het in kennis stellen van de Europese Commissie omtrent eventueel verrichte marktanalyses (in het kader van het vanz 2002 daterende regelgevingskader voor elektronische communicatie) en nummerportabiliteit.
Lees hier het hele bericht.
