Het Europese Hof heeft in zijn arrest van 25 november 2004 meer duidelijkheid gegeven onder welke voorwaarden Telecomoperators abonneegegevens moeten verstrekken voor het maken van telefoongidsen.
Al enige jaren is bekend dat Telecomoperators gegevens van hun abonnees moeten verstrekken voor telefoongidsen van concurrenten. Op 29 september 1999 besliste de Nederlandse Onafhankelijke Post en Telecomautoriteit (Opta), dat KPN de zogenaamde NAWT-gegevens (Naam, Adres, Woonplaats, Telefoonnummer) moet afgeven tegen een prijs van een 0,005 per gegeven aan Denda, een Almelose onderneming die een concurrerende telefoongids op de markt trachtte te brengen. KPN vroeg tot dat moment 0,85, dat wil zeggen 170 (!) keer zoveel, wat het feitelijk onmogelijk maakte een alternatieve telefoongids uit te geven.
KPN en Denda hebben daarna doorgeprocedeerd, eerst in beroep bij de Rechtbank Rotterdam (uitspraak op 21 juni 2001) en daarna in hoger beroep bij het College van Beroep van het Bedrijfsleven (uitspraak op 8 januari 2003), onder andere over de vraag of alle abonneegegevens tegen de lage prijs moeten worden afgeven. Voor de beantwoording daarvan is de uitleg van de Europese Spraakrichtlijn van belang, waarin staat dat “relevante gegevens” tegen een kostengeoriënteerde tarief moeten worden verstrekt. In zijn beslissing stelde het College prejudiciële vragen over de uitleg van het begrip aan het Europese Hof van Justitie.
In zijn arrest beslist het Europese Hof dat de relevante gegevens zijn de NAWT gegevens plus postcode. De Europese Lidstaten mogen nog vaststellen dat daartoe nog andere gegevens behoren die nodig zijn voor de identificatie van abonnees. De voorwaarde is wel dat de abonnee zich niet heeft uitgesproken tegen vermelding van zijn gegevens. De extra gegevens hoeven niet te worden verstrekt, en daarvoor mogen wel de kosten van verkrijging in rekening worden gebracht. Wanneer dat gebeurt, mag echter niet tussen afnemers worden gediscrimineerd.