De Rechtbank ‘s-Gravenhage heeft in zijn vonnis van 26 oktober 2005 opnieuw besloten een beslissing aan te houden over de inbreuk op het Europese octrooi van Sara Lee ten aanzien van de Senseo en koffiepads. Dit keer gaat het om de vermeende inbreuk door Vomar en Integro door de verhandeling van Vomar van door Integro aangeleverde koffiepads.
De Rechtbank volgt daarmee zijn vonnis van 10 maart 2004. Daarin werd besloten in een zaak tegen de Koffiebranderij en Theehandel “Drie Mollen sinds 1818” dat een beslissing werd aangehouden tot de Oppositieafdeling van het Europees Octrooibureau over de geldigheid van het Senseo-octrooi heeft beslist. Het is namelijk niet mogelijk inbreuk te maken op een ongeldig octrooi. De Rechtbank wil net als voorheen voorkomen dat zich een situatie voordoet dat zij een andere beslissing neemt dan de Oppositieafdeling.
Het inhoud van het vonnis verbaast op zichzelf niet. Wel is opmerkelijk is dat Sara Lee nu om een uitspraak heeft gevraagd. Sara Lee zou de zaak ook op een laag pitje hebben kunnen zitten na de uitspraak in de Drie Mollenzaak. Uit dit vonnis blijkt niet dat, en zo ja welke nieuwe argumenten Sara Lee heeft aangevoerd die dwingen tot het nemen van een beslissing nu de Oppositieafdeling nog steeds niet heeft beslist over het Senseo-octrooi.
Is dit vonnis een voorbeeld van hogere procestactiek of (teveel) ongeduld van Sara Lee? De Voorzieningenrechter van de Rechtbank ‘s-Gravenhage heeft in zijn vonnis van 6 juli 2004 ook al geweigerd bij wijze van voorlopige voorziening een verbod te geven tegen de Drie Mollen. Sara Lee beriep zich daarbij onder andere op de nieuwe omstandigheid dat het Landesgericht Dusseldorf op 26 februari 2004 beslist had dat er sprake was van inbreuk. De Voorzieningenrechter oordeelde dat de motivering in het Duitse vonnis hem niet overtuigde van het ongelijk van “het duidelijke en gemotiveerde standpunt” van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage in zijn arrest van 6 juli 2002 in de kort geding procedure tussen Sara Lee en Vomar en Integro over koffiepads.
