020 530 0160

SMS Parking moet toch parkeergegevens aan de Belastingdienst verstrekken

Gepubliceerd op 19 augustus 2014 categorieën ,

Eind vorig jaar oordeelde de rechter in eerste aanleg nog dat de Belastingdienst disproportioneel veel gegevens vroeg van SMS Parking en dat SMS Parking die gegevens dus niet hoefde te verstrekken (zie deze blog). Dit oordeel werd vandaag door het Hof in hoger beroep teruggedraaid.

Feiten

Het gaat om het volgende. De Belastingdienst heeft eind 2012 aan SMS Parking het volgende verzoek gedaan om klantgegevens te verstrekken:

“Ik verzoek u alle parkeergegevens (kenteken, datum, plaats (locatie) en tijd) van uw cliënten over het jaar 2012 aan mij te verstrekken.

De Belastingdienst zal deze gegevens gebruiken ten behoeve van de motorrijtuigenbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (BPM), de belasting zware motorrijtuigen, de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting.”

Het verzoek ziet dus op de gegevens van álle klanten van SMS Parking, met het doel om zo ongeveer álle mogelijke belastingen te kunnen opleggen. Dit verzoek deed de Belastingdienst overigens ook aan enkele andere parkeerproviders, die kennelijk allemaal zonder morren aan het verzoek hebben voldaan. SMS Parking weigert echter de gegevens te verstrekken en beroept zich daarbij op de privacy van haar klanten.

Het voornemen van de Belastingdienst is om de verkregen gegevens op basis van kentekeninformatie te filteren op fiscale relevantie. De parkeergegevens zijn niet op naam gesteld, maar op kenteken. De Belastingdienst gaat pas over tot identificatie van de eigenaar van de auto als er sprake is van een ‘hit’. Alle niet-relevante gegevens worden direct na filtering vernietigd.

Oordeel in eerste aanleg

In eerste aanleg komt de rechter tot de conclusie dat de vraag van de Belastingdienst te breed is en dat SMS Parking niet verplicht is om daaraan te voldoen. De doeleinden waarvoor de belastingdienst de gegevens wil gebruiken zijn te ruim en algemeen omschreven en de opgevraagde gegevens zijn te omvangrijk:

 “In deze zaak van SMSParking staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het hiervoor genoemde ongelimiteerde karakter van de aan SMSParking gevraagde  volledige parkeerinformatie van haar klanten, in samenhang met het in algemene termen omschreven oogmerk van de Belastingdienst aan toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening in de weg.”

De rechter in eerste aanleg gebruikt daarbij bloemrijke taal, waaronder het volgende citaat:

“Dit uitgangspunt in de relatie tussen burger en overheid is niet het veelgehoorde “wie niets te verbergen heeft, heeft ook niets te vrezen” maar “het dagelijks doen en laten van de burgers gaat de overheid niets aan”.”

Oordeel in hoger beroep

De Belastingdienst is van het vonnis in hoger beroep gegaan. Uit het arrest dat daarin gewezen werd blijkt dat SMS Parking van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt om haar verweer verder te onderbouwen met argumenten gebaseerd op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In eerste aanleg betrof het verweer immers met name het grondrecht op privacy zoals neergelegd in art. 8 EVRM en de daarin vervatte vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

De nadere specificering van het verweer van SMS Parking mocht haar echter niet baten. Het Hof komt tot de conclusie dat het verzoek van de Belastingdienst gerechtvaardigd is en dat SMS Parking daaraan gehoor moet geven.

Proportionaliteit

Het Hof stelt nog wel vast dat de Belastingdienst gehouden is aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, maar stelt vervolgens dat dat niet in de weg staat een zeer omvangrijk en ongespecificeerd verzoek:

“Daarbij is het niet van belang of de Belastingdienst ten tijde van het opvragen dan wel raadplegen van inlichtingen en gegevens bij een administratieplichtige ten behoeve van belastingheffing van derden nog niet weet of die inlichtingen en gegevens van belang zijn voor de belastingheffing bij een bepaalde belastingplichtige.”

Dat staat in mijn ogen lijnrecht tegenover de verplichting op grond van de Wbp om gegevens slechts voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden te verwerken (art. 7) en de verplichting om gegevens slechts te verwerken voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn (art. 11).

Het Hof geeft ook aan dat de gegevens niet dadelijk te herleiden zijn naar de persoon van het gebruikte voertuig. Dat lijkt me ook onjuist, nu zowel SMS Parking als de Belastingdienst evident in staat zijn om de identiteit van de betrokken personen te achterhalen. Overigens gebruikt het Hof deze overweging slechts in het kader van de beoordeling van de proportionaliteit. Het is dus niet zo dat het Hof vaststelt dat een kenteken geen persoonsgegeven is.

Ik ben het niet eens met het oordeel van het Hof dat het verzoek van de Belastingdienst proportioneel is. Het opvraagrecht van de Belastingdienst in art. 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan in mijn ogen niet dermate ruim worden uitgelegd dat de Belastingdienst een zo algemeen verzoek kan doen bij een onderneming. De Belastingdienst is immers evenzeer als elke onderneming gehouden aan de algemene verplichtingen van de Wbp.

Subsidiariteit

Over de subsidiariteit stel het Hof vast dat er weliswaar andere bronnen zijn van dezelfde gegevens, maar dat die arbeidsintensiever zijn voor de Belastingdienst en bovendien niet minder belastend zijn voor de betrokkenen. Het alternatief dat de Belastingdienst slechts die kentekens aan SMS Parking verstrekt waarin zij geïnteresseerd is (bijvoorbeeld omdat het gaat om auto’s met een geschorst kenteken) wordt van de hand gewezen. Hoewel daarmee een aanzienlijk kleiner aantal betrokkenen zou worden getroffen, zou dat volgens het Hof een grotere inbreuk op de privacy opleveren omdat SMS Parking daarmee meer gegevens zou verkrijgen en SMS Parking niet, zoals de overheid, is onderworpen aan ‘een groot aantal spelregels’.

Dit oordeel is voor mij onbegrijpelijk. De Wbp geldt immers evenzeer voor de Belastingdienst als voor SMS Parking en in het verleden is gebleken dat overheidsorganen zich zeker niet minder dan ondernemingen schuldig maken aan schending van de privacy van burgers. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de gegevens bij de Belastingdienst veiliger zouden zijn dan bij SMS Parking.

Informatieplicht

SMS Parking stelt zich in het hoger beroep verder nog op het standpunt dat de Belastingdienst niet voldoet aan haar informatieplicht. Het Hof doet dit verweer gemakkelijk van de hand, door erop te wijzen dat alleen de betrokkenen een beroep kunnen doen op een schending van de informatieplicht en niet SMS Parking. De vraag is echter hoe de betrokkenen op de hoogte zouden moeten komen van de verwerking door de Belastingdienst van hun parkeergegevens als noch SMS Parking, noch de Belastingdienst daarover informeert. In mijn ogen zou SMS Parking er dan ook goed aan doen om een brief aan al haar klanten te sturen met het bericht dat zij hun gegevens op grond van dit arrest aan de Belastingdienst zal verstrekken.

 

Bron: rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Anke Verhoeven

publicaties

Gerelateerde artikelen