Eerder vandaag deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) tegen de stichting Leenrecht c.s. Althans, alvorens de rechter echt een oordeel kan vellen, wil deze opheldering over begrippen die uit een richtlijn van de Europese Unie volgen. Daarom stelt de rechtbank prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.
Met name wil de rechter weten hoe het begrip ‘uitlenen’ uit de Leenrechtrichtlijn moet worden uitgelegd, zodat hij kan bepalen of dit begrip al dan niet van toepassing is op het uitlenen van e-books door bibliotheken.
Feiten
De Stichting Leenrecht is op grond van artikel 15f lid 1 Auteurswet (Aw.) aangewezen als de organisatie die de zogenaamde uitleenvergoedingen moet innen. Omdat het leerstuk van uitputting (art. 12b Aw.) ten aanzien van het verhuren en uitlenen van beschermde werken niet geldt, plegen bibliotheken door het uitlenen van door hen rechtmatig gekochte boeken in beginsel alsnog auteursrechtinbreuk. Echter, door een ‘billijke vergoeding’ aan de Stichting Leenrecht te voldoen, kunnen deze bibliotheken een beroep doen op een beperking van het auteursrecht, te weten artikel 15c Aw.:
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het uitlenen […] van het geheel of een gedeelte van een exemplaar van het werk of van een verveelvoudiging daarvan die door de rechthebbende of met zijn toestemming in het verkeer is gebracht, mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.
De vraag die in deze zaak voorligt is of dit betekent dat bibliotheken, na het betalen van zo’n billijke vergoeding, ook rechtmatig e-books mogen uitlenen. Ondanks dat de opkomst van e-books in Nederland enigszins achterblijft bij andere landen, verkennen verschillende partijen de mogelijkheden om ook 15c Aw. ten aanzien van deze digitale boeken in te zetten.
Naar aanleiding van deze ontwikkeling heeft de Ministerie van OCW vorig jaar al een rapport aan de Tweede Kamer gestuurd, waarin de vraag wordt beantwoord of het leenrecht ook op e-books van toepassing is. Uit het onderzoek waarnaar het rapport verwijst, uitgevoerd door SEO en het IviR, volgt onomstotelijk dat het leenrecht enkel op het uitlenen van fysieke exemplaren van boeken ziet en het uitlenen van e-books dus inbreuk maakt op de auteursrechten van de rechthebbenden. Deze conclusie wordt met name getrokken omdat bestaande Nederlandse en Europese wetgeving simpelweg in het geheel niet voorziet in het kunnen uitlenen van boeken anders dan in ‘fysieke’ vorm. Logisch ook, nu we het over de Auteursrechtrichtlijn (2001), de Leenrechtrichtlijn (1992) en de Nederlandse Auteurswet (1912!) hebben. Van het begrip ‘e-books’ had niemand destijds überhaupt gehoord, vandaar dat deze invulling van het leenrecht – aldus de Minister – niet in het bestaande recht past.
VOB is hoe dan ook al in 2010 een pilot begonnen met het digitaal uitlenen van e-books, waarvoor zij nu (nog) contracten met auteursrechthebbenden heeft gesloten. Om ook zonder deze overeenkomsten vrijelijk e-books te kunnen uitlenen (ook wel ‘e-lending’ genoemd), heeft VOB ook maar meteen een rechtszaak tegen de Stichting Leenrecht aangespannen. Via deze weg wil VOB voor recht laten verklaren dat de uitleenexceptie ook op het boeken in digitale vorm moet zien. Dit houdt dus in dat maar één gebruiker een bepaald e-book kan lenen, voor een bepaalde (leen)tijd. Na het verlopen van deze periode kan deze gebruiker het e-book zelf niet meer lezen en kan een andere gebruiker het e-book weer voor een bepaalde periode downloaden. Zoals bij een echte bibliotheek, zeg maar.
Prejudiciële vragen
De rechtbank Den Haag beseft dat het in deze zaak draait om de vraag of er sprake is van ‘uitlening’; een begrip dat in de Leenrechtrichtlijn als volgt wordt gedefinieerd:
Het voor gebruik ter beschikking stellen voor een beperkte tijd en zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel, indien dat plaatsvindt via voor het publiek toegankelijke instellingen.
Omdat het antwoord op deze vraag niet uit bestaande rechtspraak, noch uit de richtlijn zelf volgt, is de rechtbank van oordeel dat de vraag of ‘e-lending’ als ‘uitlenen’ moet worden uitgelegd aan het Hof van Justitie moet worden voorgelegd. Met name de vraag of het ‘uitlenen’ op enkel fysieke, of ook op digitale exemplaren ziet, kan – aldus de rechter – op geen enkele manier worden beantwoord. Zoals de rechter in zijn vonnis uitgebreid uiteenzet, is voor beide lezingen voldoende te zeggen. Het Hof van Justitie zal dus uitsluitsel moeten geven door zelf het begrip ‘uitlenen’ uit de Leenrechtrichtlijn uit te leggen.
Verder wil de rechtbank graag van het Hof van Justitie weten of, indien het leenrecht inderdaad ook op e-lending van toepassing is, de herkomst van deze e-books nog van belang is. Dat wil zeggen: doet het er toe of de bibliotheek bijvoorbeeld onrechtmatig verkregen e-books uitleent of mogen ze ook deze (gedownloade) boeken op grond van artikel 15c aan het publiek uitlenen? Door middel van een antwoord op deze vragen hoopt de rechtbank de relatief oude wetgeving ook op een nieuwe ontwikkeling als e-books te kunnen toepassen.
Het stellen van prejudiciële vragen door een rechtbank is overigens vrij ongebruikelijk; dit gebeurt veelal pas door het Hof of de Hoge Raad. De rechtbank kiest er echter voor om in deze fase al prejudiciële vragen te stellen, nu de feiten in deze kwestie niet in geschil zijn en de te beantwoorden rechtsvraag een dermate principieel karakter heeft dat verwacht moet worden dat het geschil niet definitief kan worden beslecht zonder uitspraak van de hoogste (Europese) rechter.
En nu?
Allereerst mogen de betrokken partijen zich nog buigen over de exacte formulering van de door de rechtbank aan het Hof van Justitie te stellen vragen. Daarna zal dit Hof zich over de prejudiciële vragen buigen; het beantwoorden daarvan neemt meestal ongeveer anderhalf jaar in beslag. Met deze antwoorden zal de rechtbank zelfstandig bepalen of e-lending al dan niet is toegestaan en vervolgens zijn de partijen zelf weer aan zet, met name door eventueel hoger beroep (en eventueel cassatie) aan te tekenen. Het zal voorlopig dus nog wel even duren voordat we definitief weten of het uitlenen van e-books al dan niet is toegestaan.
Lees het hele vonnis van de rechtbank Den Haag hier