In de bestuursrechtelijke hoger beroep zaak d.d. 14 mei jl. inzake Betfair tegen de Staat, heeft de Raad van State drie prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie voorgelegd. Samengevat wil de Raad van State antwoord op de vraag in hoeverre het Nederlandse vergunningstelsel voor kansspelen in overeenstemming is met het vrije verkeer van diensten (art. 49 EG-Verdrag). De behandeling van het hoger beroep wordt geschorst totdat de prejudiciële vragen zijn beantwoord.
De aanzet tot de uitspraak in deze zaak is in 2004 door Betfair, een onderneming die online kansspelen faciliteert, gedaan. Betfair heeft destijds de Minister van Justitie, onder meer, verzocht om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het, al dan niet via internet, organiseren van sportprijsvragen en totalisators op de uitslag van paardenraces. Betfair heeft, onder meer, in Engeland een vergunning om deze kansspelen aan te bieden.
De reden voor deze vergunningaanvraag is gelegen in het feit dat verschillende rechters in eerdere rechtszaken hebben bepaald dat buitenlandse aanbieders van kansspelen van de Nederlandse markt moeten worden geweerd indien zij geen Nederlandse vergunning hebben. Dat zij een vergunning in het buitenland hebben doet daar niets aan af.
Betfair wil nu een vergunning aanvragen om zo alsnog de Nederlandse markt te kunnen betreden. Dit is een lastige zaak aangezien de Nederlandse overheid een zogenaamd ‘bevriezingsbeleid’ hanteert. Om de goklust van de burger te kanaliseren is er een gesloten vergunningenstelsel. Voor sportprijsvragen en de paardentotalisator houdt dit in dat voor beiden slechts één vergunning wordt verleend. Bij sportprijsvragen is dat sinds jaar en dag De Lotto, voor de paardentotalisator is dat nu SGR.
De vergunningaanvraag van Betfair is door de Minister van Justitie afgewezen. Betfair stelt dat zij geen eerlijke kans heeft gehad om mee te dingen naar het verkrijgen van de vergunningen. Er heeft geen selectieprocedure plaatsgevonden. Betfair acht de wijze waarop de vergunningen zijn verleend in strijd met art 49 EG-Verdrag (vrije verkeer van diensten).
Nadat alle bezwaar- en beroepprocedures zijn doorlopen, start Betfair een rechtszaak tegen de Staat. Deze wordt door Betfair in december 2006 verloren waarop zij tegen de uitspraak hoger beroep instelt bij de Raad van State.
In hoger beroep voert Betfair primair aan dat zij geen vergunning nodig heeft om in Nederland kansspelen aan te mogen bieden. Zij heeft immers al een vergunning in Engeland. De Raad van State denkt dat een vergunning in Engeland waarschijnlijk geen recht geeft om kansspelen in Nederland zonder Nederlandse vergunning aan te bieden. De Raad van State wil echter elke twijfel uitsluiten en stelt hierover een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie.
Verder stelt Betfair dat zij geen eerlijke kans heeft gekregen om mee te dingen naar de vergunning. Dit zou in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en het daaruit voortvloeiende transparantiebeginsel. In dit kader wil de Raad van State van het Hof van Justitie weten of het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel van toepassing zijn op de procedure voor het verlenen van een vergunning voor het aanbieden van kansspelen in een wettelijk vastgelegd éénvergunningstelsel.
Ten slotte wordt een vraag opgeworpen over de proportionaliteit en geschiktheid van de wijze waarop de vergunningen worden verleend. Het is namelijk zo dat beperkingen op het vrije verkeer van diensten kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang. Uit, onder meer, het Gambelli-arrest van het Hof van Justitie d.d. 6 november 2006, wordt duidelijk dat bescherming van consumenten, fraudebestrijding en het voorkomen van goklust bij burgers dergelijke dwingende redenen kunnen zijn. Ze moeten dan wel daadwerkelijk bijdragen aan de beperkingen van kansspelen. De laatste prejudiciële vraag is of in een éénvergunningstelsel de verlenging van de vergunning van de bestaande vergunninghouders, zonder anderen mee te laten dingen naar deze vergunning, een geschikt en proportioneel middel is ter realisering van dwingende redenen van algemeen belang. Indien hierop positief wordt geantwoord wil de Raad van State tevens weten onder welke voorwaarden dat zo is.
De uitspraak zal er op korte termijn niet toe leiden dat Betfair toegang krijgt tot de Nederlandse markt (antwoord op de prejudiciële vragen wordt pas over twee jaar verwacht). Toch zal deze uitspraak door de buitenlandse aanbieders van kansspelen na de vele teleurstellende civiele uitspraken met gejuich zijn ontvangen. Ze hopen dat de toegang tot de Nederlandse markt een stapje dichterbij is gekomen.
Lees hier de volledige uitspraak.