Na de succesvolle procedure van Schrems tegen Facebook, die resulteerde in het ongeldig verklaren van Safe Harbour, ligt de Oostenrijkse rechtenstudent opnieuw in de clinch met Facebook, ditmaal over de EU Model Clauses, de standaard contracten die gebruikt worden om persoonsgegevens naar (o.a.) de Verenigde Staten door te geven. Dit heeft geresulteerd in prejudiciële vragen aan Hof van Justitie van de EU (“Hof”) over de toelaatbaarheid van de class action van Schrems in deze zaak.
De nieuwe procedure voor de Oostenrijkse rechter is vormgegeven als een class action, waarbij een groep benadeelden tezamen een vordering instellen voor de rechter. Facebook heeft zich in deze procedure (o.a.) op het standpunt gesteld dat een dergelijke groepsactie niet mogelijk is. Schrems stelt daar tegenover dat het onzinnig zou zijn dat alle benadeelden (de class action tegen Facebook telt inmiddels 25.000 mensen uit verschillende landen) een individuele parallelle procedure zouden moeten starten tegen Facebook.
In eerste aanleg heeft de Oostenrijkse rechter zich onbevoegd verklaard. In hoger beroep achtte de rechter zich in beginsel wel bevoegd, maar de vraag of een class action ook is toegestaan bleef staan en is voorgelegd aan de hoogste Oostenrijkse rechter. Deze heeft daarop de vraag voorgelegd aan het Hof. Het Hof wordt verzocht te oordelen over de volgende vragen (kort weergegeven):
1) verliest een consument zijn kwalificatie als “consument” (en daarmee dus ook zijn recht om te procederen voor zijn eigen rechter) wanneer hij in het kader van de handhaving van rechten (o.a.) boeken publiceert, deels betaalde lezingen houdt, websites exploiteert, donaties voor de handhaving van de rechten verzamelt en de vorderingen van een groot aantal consumenten heeft verkregen, tegen de toezegging dat bij een succesvolle uitkomst van de prodcedure de verkregen vergoeding zal worden verdeeld onder die consumenten ?
2) kan een consument, in het kader van een class action, naast zijn eigen vordering ook vorderingen van andere consumenten met woonplaats (i) in dezelfde lidstaat, (ii) in een andere lidstaat, of (iii) in een derde land, aanhangig maken?
Afhankelijk van de beantwoording van deze vragen door het Hof, kan de Oostenrijkse rechter naar verwachting inhoudelijk gaan oordelen over de klachten tegen Facebook.