Als gebruikers van YouTube zonder toestemming auteursrechtelijk beschermd materiaal uploaden, is het platform dan zelf aansprakelijk? Deze vraag zal het Hof van Justitie op korte termijn beantwoorden. Vooruitlopend daarop adviseerde Advocaat-Generaal (A-G) Saugmandsgaard Øe het Hof over deze vraag. Hij concludeert dat YouTube in beginsel niet aansprakelijk is.
Aanleiding
De Duitse hoogste rechter vroeg het Hof om uitleg naar aanleiding van een langslepende procedure tegen YouTube in Duitsland. Het videoplatform had in 2008 – op verzoek van een muziekproducent – muziekclips van een Duitse zangeres verwijderd. Kort daarna was de content, waarvan de muziekproducent de auteursrechten claimde, toch weer op het platform beschikbaar. De producent startte daarop een procedure waarin hij onder andere schadevergoeding vorderde van YouTube.
Het faciliteren van een videoplatform
In de procedure stelde YouTube dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade. De gebruikers in kwestie zijn degene die het werk onrechtmatig openbaar maakten, niet het platform zelf. Zij faciliteert een videoplatform en verzorgt de instrumenten om content automatisch te uploaden, maar YouTube zelf is niet verantwoordelijk voor het uploaden. De upload wordt in gang gezet door de gebruiker. Daarnaast verwijdert het platform content waarvan het heeft vernomen dat deze onrechtmatig is geüpload. Dat YouTube advertentiekosten genereert uit de onrechtmatige content doet hier niet aan af.
De A-G geeft YouTube hier dus nu gelijk in.
Directe aansprakelijkheid YouTube
Op basis van de huidige Europese Auteursrechtrichtlijn (“Arl” 2001/29) plegen online platforms in beginsel zelf geen auteursrechtelijke relevante handeling als hun gebruikers illegale content uploaden op het platform. Het platform zelf doet geen “mededeling aan het publiek”, het stelt enkel de instrumenten daarvoor ter beschikking. In de overwegingen van de Arl staat dat de beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten op zich geen “mededeling aan het publiek” oplevert. De Europese wetgever heeft hiermee willen voorkomen dat elke tussenschakel die betrokken is bij de doorgifte van beschermde werken, ongeacht zijn rol daarin, direct aansprakelijk is.
Maar waar ligt dan de grens? De A-G maakt uit eerdere arresten van het Hof op dat het actief in interveniëren in de doorgifte niet meer valt onder het enkele beschikbaar stellen van fysieke faciliteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de tussenpersoon de content selecteert of op zodanige wijze presenteert alsof het haar eigen content is. Maar ook als de tussenpersoon de beschermde werken doorgeeft via andere technische middelen waardoor een ander publiek wordt bereikt. Onder deze omstandigheden speelt het platform immers een essentiële rol in de doorgifte. Zij doet een zelfstandig een “mededeling aan het publiek”.
De A-G meent dat deze essentiële rol bij YouTube in het uploadproces ontbreekt. Het zijn de gebruikers die de werken uploaden en dus de beslissing daartoe nemen. Het uploadproces is verder geautomatiseerd. YouTube selecteert en bepaalt niet welke werken worden geüpload. Tot slot verspreidt YouTube de werken niet via een ander medium of via een andere techniek. De A-G concludeert derhalve dat YouTube enkel de fysieke faciliteiten ter beschikking stelt aan haar gebruikers zoals genoemd in overweging 27 Arl.
Indirecte aansprakelijkheid YouTube
YouTube maakt dus geen auteursrechtinbreuk. Dat laat onverlet dat het platform ook indirect aansprakelijk kan zijn voor de inbreukmakende content van haar gebruikers. Dit op grond van het civiele aansprakelijkheidsrecht.
Online platforms kunnen echter onder omstandigheden een beroep doen op de vrijwaringsbepaling uit artikel 14 van de Europese E-Commerce Richtlijn (2000/31). Daarin staat dat het online platform niet aansprakelijk is indien zij geen kennis heeft van de inbreukmakende content en bij kennis daarvan de content zo snel mogelijk verwijdert (notice and takedown).
Voor YouTube geldt dus dat zij geen kennis mag hebben van het illegale karakter van de content. Volgens de A-G moet het dan gaan om specifieke kennis met betrekking tot de specifieke content. Algemene kennis bij YouTube dat zich op het platform onrechtmatige content zou bevinden, is niet voldoende. Het feit dat de onrechtmatige content bovendien weer terug online komt, impliceert niet dat YouTube daar kennis van heeft of dat YouTube deze content in het vervolg preventief moet weren. Er geldt geen notice and staydown-verplichting, aldus de A-G.
Het standpunt dat YouTube aansprakelijk is omdat de content weer op het platform verscheen gaat hier dus niet op.
Value Gap
Op basis van de huidige wetgeving is YouTube zodoende niet aansprakelijk. Deze uitkomst van het advies van de A-G komt niet als een verrassing en is in wezen de rechtspraktijk die nationale rechters in Europa al een tijd volgen.
Voor rechthebbenden in de creatieve sector (schrijvers, muzikanten, filmproducenten) is deze (rechts)praktijk echter een doorn in het oog. Al jaren klagen zij dat online platforms – YouTube in het bijzonder – ten koste van de rechthebbenden het verdienmodel hebben aangetast. Waar platforms hoge inkomsten generen uit de exploitatie van beschermde content die haar gebruikers uploaden, genereren de rechthebbenden steeds minder inkomsten uit traditionele media. Daarbij komt dat zij slechts een fractie van de inkomsten verdienen uit de (onrechtmatige) exploitatie op het platform zelf. Deze groeiende discrepantie tussen platforms en rechthebbenden wordt ook wel aangeduid als de ‘Value-gap’.
Nieuwe wetgeving op komst
Europa is echter voornemens dit gat te gaan dichten. Sinds 7 juni 2019 is er een nieuwe Europese auteursrechtrichtlijn van kracht (richtlijn 2019/790). Deze wetgeving zal de huidige richtlijn uit 2001 vervangen.
De nieuwe richtlijn brengt onder meer wijzigingen aan in het aansprakelijkheidsregime voor (grote) online platforms. Het beschikbaar stellen van beschermde content die door gebruikers is geüpload, wordt voortaan aangemerkt als een zelfstandige “mededeling aan het publiek”. Uitgangspunt wordt dus dat het platform zonder toestemming van de rechthebbenden auteursrechtinbreuk maakt. Het platform kan aansprakelijkheid slechts ontkomen als zij aan een aantal inspanningsverplichtingen heeft voldaan. Zo moet het platform zich hebben ingespannen om:
- toestemming te krijgen van de rechthebbende;
- de onrechtmatige content van het platform te weren; en,
- onrechtmatige content die toch op het platform verschijnt, direct te verwijderen en verwijdert te houden.
Het advies van de A-G in deze zaak ziet dus nog op de situatie onder de huidige wetgeving. Vanaf 7 juni geldt echter het nieuwe aansprakelijkheidsregime. Die datum moeten de Europese lidstaten de richtlijn in hun nationale wetgeving hebben geïmplementeerd.