Op verzoek van de Oostenrijkse Hoge Raad (Oberste Gerichtshof) heeft het Hof Van Justitie van de Europese Gemeenschap (HvJEG) antwoord gegeven op de prejudiciële vragen, inzake de vereisten voor bekendheid van een CTM-merk (een Europees gemeenschapsmerk) in de zin van artikel 9, lid 1, sub c, van de Gemeenschapsmerkenverordening (GMVo).
De onderliggende kwestie betreft of PAGO, die onder het merk PAGO vruchtensappen in Oostenrijk verkoopt en daar zeer bekend is – op basis van haar gemeenschapsbeeldmerk PAGO, voor onder meer vruchtendranken en vruchtensappen, zich kon verzetten tegen de verkoop door Tirolmilch van een vruchtendrank met melkwei onder de benaming „Lattella”. De vruchtendrank Lattella werd in twee flesvormen verkocht die in verschillende opzichten overeen met het gemeenschapsmerk PAGO. Bovendien gebruikt Tirolmilch in haar reclame een afbeelding die, zoals het gemeenschapsmerk van PAGO, een fles naast een gevuld glas toont.
Volgens het Oberste Gerichtshof bestaat er geen gevaar voor verwarring van de door Tirolmilch gebruikte flessen en het gemeenschapsmerk van PAGO, zelfs bij een onderzoek van het totaalbeeld, aangezien op de etiketten op de kwestieuze flessen de benamingen „Pago” respectievelijk „Lattella” zijn aangebracht. Beide benamingen zijn in Oostenrijk zeer bekend.
PAGO stelt echter ook dat Tirolmilch zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het onderscheidend vermogen en de reputatie, in Oostenrijk, van het gemeenschapsmerk van PAGO.
Daarom vroeg het Oberste Gerichtshof zich af wat de draagwijdte is van de term “een in de Gemeenschap bekend merk”, in de zin van artikel 9, lid 1, sub c GMVo, met name nu het Oberste Gerichtshof vermoedt, naar analogie van het arrest van het Hof van 14 september 1999, General Motors, dat het voldoende is dat het gemeenschapsmerk in een “aanmerkelijk gedeelte” van de Gemeenschap bekend is.
In antwoord op de eerste prejudiciële vraag “Wordt een gemeenschapsmerk in de gehele Gemeenschap beschermd als, bekend merk’ in de zin van artikel 9, lid 1, sub c, van [de verordening], wanneer het in slechts één lidstaat, bekend’ is?” antwoordt het HvJEG dat artikel 9, lid 1, sub c, GMVo:
“moet aldus worden uitgelegd dat een gemeenschapsmerk slechts de bij deze bepaling geboden bescherming geniet wanneer het bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek waarvoor de door dat merk aangeduide waren of diensten bestemd zijn, in een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Europese Gemeenschap en dat, gelet op de omstandigheden van het hoofdgeding, het grondgebied van de betrokken lidstaat kan worden beschouwd als een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap.”
Onder verwijzing naar voornoemd General Motors arrest, overweegt HvJEG eerst dat om te bezien of er sprake is van bekendheid gekeken moet worden naar het relevante publiek en vervolgens naar het territoriale aspect.
Bekendheid bij het relevante publiek
Het relevante publiek is het publiek is waarop het gemeenschapsmerk is gericht, dat wil zeggen – naargelang van de aangeboden waar of dienst – het grote publiek dan wel een specifieker publiek, bijvoorbeeld een bepaalde beroepsgroep.
Daarbij wordt echter niet verlangd dat het merk bekend is bij een bepaald percentage van het relevante publiek, maar wel dat de vereiste mate van bekendheid kan worden geacht te zijn bereikt wanneer het gemeenschapsmerk bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek waarvoor de onder dat merk aangeboden waren of diensten bestemd zijn.
Om vast te stellen of een merk bekend is bij een aanmerkelijk deel van het relevante publiek, dient de nationale rechter alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen, zoals, met name, het marktaandeel van het merk, de intensiteit, de geografische omvang en de duur van het gebruik ervan, en de omvang van de door de onderneming verrichte investeringen om het bekendheid te geven.
Bekendheid in een of meer landen van de Gemeenschap
Ten aanzien hiervan overweegt het HvJEG dat aan de bekendheidsvoorwaarde voldaan wanneer het gemeenschapsmerk bekend is in een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap en dat zoals al eerder geoordeeld is met betrekking tot een Benelux merk het voldoende is dat een merk bekend is in een aanmerkelijk gedeelte van het Benelux-gebied, hetgeen in voorkomend geval een gedeelte van één van de Benelux-landen kan zijn.
Het HvJEG overweegt vervolgens dat het in casu gaat om een gemeenschapmerk dat op het gehele grondgebied van een lidstaat bekend is, namelijk Oostenrijk, kan worden aangenomen dat, gelet op de omstandigheden van het hoofdgeding, is voldaan aan de territoriale voorwaarde van artikel 9, lid 1, sub c GMVo.
Lees hier het arrest.