Begin dit jaar deed het Hof Amsterdam uitspraak in een zaak van een natuurlijk persoon tegen de verzekeraar van het ziekenhuis waar hij behandeld was voor een gebroken pols. De zaak betrof de vraag of die verzekeraar (Centramed) het ingewonnen medisch advies over de (handelswijze van het ziekenhuis bij de behandeling van) gebroken pols moest afgeven aan de eiser op basis van artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (“Wbp”). Het Hof overweegt (ten overvloede) dat de medische analyse op zichzelf geen persoonsgegeven vormt en dus ook niet valt onder de inzageverplichting op basis van artikel 35 Wbp.
De zaak tegen Centramed is gestart nadat de eiser het ziekenhuis waar hij was behandeld voor een gebroken pols aansprakelijk had gesteld wegens vermeende fouten bij behandeling daarvan. Centramed heeft daarop een medisch adviseur ingeschakeld. Uit het advies van de medisch adviseur is niet van onzorgvuldig handelen van het ziekenhuis gebleken, waardoor Centramed niet overging tot uitkering aan eiser.
Eiser heeft daarop op 21 oktober 2013 en op 3 februari 2014 Centramed schriftelijk verzocht om het medisch advies te verstrekken, de laatste (expliciet) met een beroep op artikel 35 Wbp. Beide verzoeken zijn door Centramed afgewezen. Daarop heeft eiser op 25 maart 2014, op grond van artikel 46 Wbp, de rechtbank verzocht te bepalen dat Centramed het medisch advies moest afgeven, welk verzoek door de rechtbank is toegewezen. In hoger beroep wijst het Hof er echter op dat reeds het eerste verzoek van 21 oktober 2013 moet worden aangemerkt als een verzoek op basis van artikel 35 Wbp, waardoor het verzoek aan de rechtbank van 25 maart 2014 tot afgifte van het medisch advies buiten de 6 wekentermijn van artikel 46 lid 2 Wbp valt en daarmee dus te laat is.
Interessanter is de overweging ten overvloede van het Hof. Daarbij laat het Hof weten dat – al was het verzoek tijdig gedaan – het medische advies niet aan eiser had hoeven worden verstrekt. Hierbij wijst het Hof op de uitspraak van het Hof van Justitie van 17 juli 2014 (C-141/12 en C-372/12) waarin is bepaald dat een juridische analyse als zodanig geen persoonsgegeven is. Volgens diezelfde redenering is ook een medische analyse geen persoonsgegevens. Alleen de gegevens die de feitelijke basis van het medisch advies vormen zijn persoonsgegevens en zouden op basis van artikel 35 Wbp moeten worden verstrekt.
Op de vraag hoe deze persoonsgegevens moeten worden gescheiden van het medische advies en separaat aan de betrokkene moet worden verstrekt geeft het Hof helaas geen antwoord.
Lees de uitspraak hier.