De ING heeft persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister (‘EVR’) opgenomen. Financiële instellingen houden met regelmaat registers bij waarin gegevens van klanten of derden opgenomen worden die een mogelijk risico kunnen opleveren voor het verstrekken van financiële diensten. Het EVR is een extern register, waardoor alle deelnemers worden geïnformeerd wanneer gegevens in dit register worden opgenomen.
De deelnemers krijgen vervolgens via een incidentenwaarschuwingssysteem een melding binnen, waarmee zij de identiteit van de betrokkene gemakkelijk kunnen achterhalen en daar zo nodig gevolgen aan kunnen verbinden. De gevolgen kunnen voor de betrokkene ingrijpend zijn; zo kunnen financiële dienstverleners op basis van de informatie beslissen om geen hypotheek of verzekering meer te verstrekken of slechts bepaalde diensten te verlenen aan de desbetreffende persoon.
Gezien de ingrijpende gevolgen dienen alle dienstverleners, zo ook ING, zorgvuldig te werk te gaan bij de opname van strafrechtelijke gegevens in registers. De verwerking van deze gegevens kan immers een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. Maar, wat zijn strafrechtelijke persoonsgegevens nu eigenlijk? Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens omvat het begrip ‘strafrechtelijke gegevens’ alle gegevens over veroordelingen en gegronde verdenkingen. Bij veroordelingen gaat het om een vastgesteld strafrechtelijk gegeven door de rechter, terwijl verdenkingen een concrete aanwijzing betreffen.
In de uitspraak beoordeelt het hof aan de hand van concrete feiten en omstandigheden of de gegevens gebaseerd zijn op een redelijk vermoeden van schuld of op een strafbaar feit. De strafrechtelijke gegevens dienen derhalve voldoende vast te staan. Het hof maakt aannemelijk dat de verdenking, namelijk het feitelijk leiding geven aan het opzettelijk onttrekken van goederen aan een pandrecht door Plant Hosting, zwaarder is dan een redelijk vermoeden van schuld. Het hof oordeelt dan ook dat de verdenking van het strafbare feit de bewezenverklaring zou kunnen dragen. De opgenomen gegevens staan in andere woorden volgens het hof voldoende vast.
Ook vindt een belangenafweging plaats, die de verwerking zou moeten rechtvaardigen. Het hof oordeelt dat de fundamentele vrijheden en rechten en plichten van de betrokkene bij de verwerking niet worden geschonden. De gegevens zijn van dusdanig ernstige aard dat de verwerking noodzakelijk is in het belang van de ING bij het handhaven van de integriteit van het financiële stelsel en het voorkomen en bestrijden van fraude. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van de betrokkene, inhoudende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De opname door ING van strafrechtelijke gegevens in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister is dus geoorloofd. Gezien het doel van de registers en de ernst van het incident lijkt mij dit een redelijke uitkomst.
Auteur: Cindy Steentjes