De Europese richtlijn betreffende de bewaarplicht van verkeersgegevens is terecht vastgesteld op grond van het EG-Verdrag, aangezien zij vooral betrekking heeft op de werking van de interne markt. Dat heeft het Europese Hof van Justitie afgelopen dinsdag besloten.
Ierland, ondersteund door Slowakije, had het Hof verzocht om nietigverklaring van de richtlijn. Volgens Ierland is de richtlijn ten onrechte gebaseerd op artikel 95 EG-verdrag, omdat het “zwaartepunt” van de richtlijn niet de werking van de interne markt is, maar het onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten. Die maatregelen hadden dan ook moeten worden vastgesteld op grond van de bepalingen van het EU-Verdrag inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, aldus Ierland. Het belangrijke verschil is dat in dat geval alle lidstaten van de EU een vetorecht gehad zouden hebben.
Het Hof oordeelt evenwel dat de richtlijn is vastgesteld op de juiste rechtsgrond. Volgens het Hof rechtvaardigde de situatie van vóór de richtlijn dat de gemeenschapswetgever door de vaststelling van de richtlijn bescherming van de werking van de interne markt nastreefde. Het verzoek tot nietigverklaring wordt dan ook afgewezen.
De uitspraak van het Europese Hof zegt niets over de mogelijke privacyschendingen die voortkomen uit de bewaarplicht. Verschillende Europese privacy belangenorganisaties proberen door middel van procedures een uitspraak van het Hof hierover te ontlokken.
Lees hier het arrest van het Hof.
