De zgn. Endstra-tapes hoeven niet uit de handel te worden genomen. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald. De Endstra-tapes bestaan uit een verzameling gesprekken die wijlen Willem Endstra voerde met rechercheurs van de CIE. Het letterlijke verslag van de gesprekken maakt deel uit van het strafdossier tegen Willem Holleeder. Het verslag is gelekt en door de Parool-journalisten Bart Middelburg en Paul Vugts in boekvorm uitgegeven. De erven van Endstra maakten bezwaar hiertegen, onder meer met een beroep op het auteursrecht.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de erven Endstra om het boek uit de handel te nemen af. Volgens de rechter slaagt het beroep op het auteursrecht niet. Het boek zou volgens de rechter niet auteursrechtelijk beschermd zijn. Letterlijk overweegt zij:
“De gesprekken werden gevoerd met als doel om justitie informatie te verschaffen, teneinde te kunnen optreden tegen de afpersing van Endstra door W.H. c.s. Het doel van de gesprekken was dan ook niet het vormgeven van een verhaal. De gesprekken die Endstra met de rechercheurs van de C.I.E. heeft gevoerd zijn aan te merken als zakelijke informatieoverdracht, waarbij Endstra weliswaar op eigen wijze heeft gesproken in een soort vraag- en antwoordmodel, hij heeft hierbij echter voor de vorm van het gesprek geen creatieve keuzes gemaakt. In de wijze waarop Endstra zijn verhaal heeft verteld komt immers niet tot uiting dat hij bewust een geestelijke creatie wilde scheppen door zijn verhaal een bepaalde vorm te geven. Er kan dan ook niet vanuit worden gegaan dat Endstra er bewust voor heeft gekozen zijn verhaal op deze manier, in deze vorm en in deze specifieke omgeving te doen.”
De rechter lijkt hiermee aan te geven dat het voor het ontstaan van een auteursrechtelijk beschermd werk van belang is dat de maker dat ook tot doel heeft en bewust een geestelijke creatie wil maken. Dat getuigt echter van een onjuiste rechtsopvatting. Ook als het niet de bedoeling is geweest een beschermd werk te maken, kan dat niettemin zijn ontstaan. Het enige criterium dat van belang is, is of het werk een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. In de praktijk betekent dat veelal dat de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt bij de vormgeving van zijn verhaal. Dat is bij Endstra onmiskenbaar het geval. Ik ben benieuwd of de erven Endstra in hoger beroep gaan tegen de uitspraak.
Lees hier het vonnis.