De overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het Passenger Name Record (‘PNR-overeenkomst’) is volgens het Hof onverenigbaar met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het Hof stelt in haar advies dat de bepalingen uit de ontwerpovereenkomst een inmenging vormen op het recht op de bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van het privéleven.
PNR-gegevens zijn persoonsgegevens over passagiers van luchtvaartmaatschappijen. Wanneer persoonsgegevens de Europese Unie verlaten door de doorgifte aan een derde land gelden de Europese regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, de Algemene Verordening Gegevensbescherming, niet meer. Om deze regels toch te kunnen waarborgen, kunnen ontwerpovereenkomsten worden gesloten tussen de Europese Unie en een derde land, waarin internationale afspraken worden gemaakt om het Europese beschermingsregime te handhaven.
Een rechtmatige internationale doorgifte kan echter alleen plaatsvinden als de bepalingen uit de overeenkomst een passend beschermingsniveau bieden. Voor de beoordeling van een passend beschermingsniveau wordt, onder andere, gekeken naar de eerbiediging van mensenrechten en fundamentele vrijheden, de toegang van overheidsinstanties tot persoonsgegevens, de regels voor verdere doorgiften en het bestaan van toezichthoudende autoriteiten. Als de overeenkomst geen passend beschermingsniveau biedt, kan onder afwijkende omstandigheden, zoals de noodzaak wegens gewichtige redenen van algemene belang, toch nog een rechtmatige doorgifte plaatsvinden.
In het advies van het Hof van 26 juli 2017 is zij van mening dat de PNR-overeenkomst niet in haar huidige vorm mag worden afgesloten. Het advies is gebaseerd op een toets voor de verenigbaarheid van de PNR-overeenkomst met de door de Unie erkende grondrechten. In beginsel is een inmenging met de grondrechten die gebaseerd op een gerechtvaardigd, strikt noodzakelijk, belang verenigbaar. Het Hof stelt vast dat er sprake is van een gerechtvaardigd belang, namelijk het waarborgen van de openbare veiligheid in het kader van de strijd tegen misdrijven en zware grensoverschrijdende criminaliteit. De doorgifte en verwerking van PNR-gegevens is een geschikte maatregel om het doel na te streven. Alhoewel er een rechtvaardiging bestaat, oordeelt het Hof dat de bepalingen uit de overeenkomst verder gaan dan strikt noodzakelijk. Hierbij noemt het Hof de stelselmatige en geautomatiseerde wijze waarop de gegevens over alle luchtreizigers worden bewaard en gebruikt en het langdurige bewaartermijn.
In het bijzonder vindt het Hof dat de PNR-gegevens een gevoelige aard hebben. Zo kunnen de gegevens over luchtreizigers de afkomst, politieke opvattingen, godsdienstige overtuigingen, reisgewoonten en relaties, voedingsgewoonten en de gezondheidstoestand aan het licht brengen. Hiervoor is een duidelijke en nauwkeurige rechtvaardiging nodig, maar die rechtvaardiging ontbreekt.
De bepalingen uit de overeenkomst zullen dus moeten worden herzien. Er zal een duidelijke en nauwkeurige afbakening van de doorgifte moeten worden gemaakt. Daarnaast moet de geautomatiseerde verwerking specifiek, betrouwbaar en niet-discriminerend zijn. En het bewaartermijn mag alleen worden gehandhaafd als de luchtreiziger een risico kan opleveren in het kader van het doel. Verder moet ten aanzien van de verdere doorgifte een gelijkwaardige overeenkomst bestaan, de luchtreizigers moeten beter worden geïnformeerd en er moet toezicht worden gehouden op de naleving van de PNR-overeenkomst door een onafhankelijke toezichthoudende instantie.
Vanwege de uiterst gevoelige aard van de passagiersgegevens lijken deze aanpassingen mij van groot belang om de rechten van de betrokkenen voldoende te waarborgen.
Auteur: Cindy Steentjes