020 530 0160

Conclusie AG in Karen Millen zaak

Gepubliceerd op 2 april 2014 categorieën ,

De Advocaat Generaal van het Europese Hof van Justitie heeft vandaag zijn conclusie in de zaak tussen Karen Millen Fashions Ltd. (“Karen Millen”) en Dunnes Stores (Limerick) Ltd. (“Dunnes”) gegeven.

In de ten grondslag liggende zaak heeft Karen Millen een gestreepte bloes (in twee versies met verschillende kleuren) en een zwarte gebreide top ontworpen en in Ierland op markt gebracht. Dunnes (een detailhandelsconcern) heeft deze kledingstukken in het buitenland nagemaakt en in Ierland te koop aangeboden. Karen Millen is vervolgens een inbreukprocedure gestart. Volgens Millen genieten de door haar ontworpen kledingstukken bescherming als niet-ingeschreven gemeenschapsmodellen.

Eigen karakter model
Op grond van de Gemeenschapsmodellenverordening (hierna: “Verordening”) wordt een model als een Gemeenschapsmodel beschermd wanneer het nieuw is een en eigen karakter heeft (artikel 4). Op grond van artikel 6, lid 1, van de Verordening heeft een niet-geregistreerd model een eigen karakter, wanneer de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld, vóór de datum waarop het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is gesteld.

 

Volgens Karen Miller dient het eigen karakter van haar modellen te worden beoordeeld ten opzichte van een willekeurig bestaand model dat eerder voor het publiek beschikbaar is gesteld. Dunnes meent dat bij deze beoordeling alle oudere modellen tezamen moeten worden zien. Wanneer het nieuwe model niets anders is dan een samenraapsel van (elementen van) oudere modellen, wekt het model geen algemene indruk die verschilt van het geheel van het vormgevingserfgoed dat uit alle oudere modellen bestaat.

 

Het Ierse Supreme Court heeft vervolgens een prejudiciële vraag aan het Europese Hof gesteld.

Conclusie AG

Volgens de AG is er voldaan aan het vereiste van een eigen karakter, wanneer de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van een bij een dergelijke gebruiker algemene indruk van één of meerdere modellen die eerder voor het publiek beschikbaar zijn gesteld. Bij de beoordeling moeten de oudere modellen afzonderlijk en in zijn geheel worden beschouwd. Er dient volgens de AG dus niet te worden bekeken of het niet-geregistreerde model bestaat uit een samenraapsel/mengelmoes van verschillende elementen van oudere modellen.

De AG is het dus eens met de door Karen Millen gehanteerde uitleg van het begrip eigen karakter. Volgens de AG is deze uitleg in lijn met de overwegingen van het HvJ EU in de arresten PepsiCo en Shenzhen.

Bewijslast

Karen Millen en Dunnes verschillen ook van mening over de bewijslast ex artikel 85 van de Verordening.

Artikel 85, lid 2, bepaalt: “In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende inbreuk of dreigende inbreuk van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel gaat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel ervan uit dat het Gemeenschapsmodel rechtsgeldig is, indien de houder het bewijs levert dat de in artikel 11 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, en indien hij aangeeft in welk opzicht zijn Gemeenschapsmodel een eigen karakter heeft. De verweerder kan de rechtsgeldigheid ervan evenwel aanvechten bij wege van exceptie of door een reconventionele rechtsvordering tot nietigverklaring.

Op grond van artikel 11, lid 1, van de Verordening wordt een model dat aan de in afdeling 1 vastgestelde voorwaarden voldoet, gedurende drie jaar met ingang van de datum waarop het model voor het eerst binnen de Gemeenschap voor het publiek beschikbaar is gesteld, als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel beschermd. In artikel 11, lid 2, is opgenomen wanneer een model wordt geacht binnen de Gemeenschap voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld.

Millen heeft zich op het standpunt gesteld dat zij op grond van artikel 85, lid 2, van de Verordening een beperkte bewijslast heeft en dat Dunnes in het kader van haar nietigheids-exceptie dient aan te tonen dat de modellen van Millen niet nieuw zijn of geen eigen karakter hebben. Volgens Dunnes rust de normale bewijslast op Millen, aangezien artikel 11, lid 1, van de Verordening verwijst naar afdeling 1, waarin onder meer artikelen 4 en 6 zijn opgenomen.

Het Supreme Court heeft aan het Europese Hof gevraagd of een rechtbank ervan moet uitgaan dat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel rechtsgeldig is ex artikel 85, lid 2, van de Verordening wanneer de houder slechts aangeeft in welk opzicht het model een eigen karakter heeft, of dat de houder moet bewijzen dat het model een eigen karakter heeft als bedoeld in artikel 6 van de Verordening.

Conclusie AG
Volgens de AG is de stelling van Dunnes in strijd met de bewoordingen van artikel 85, lid 2, van de Verordening. Volgens de AG is het niet-geregistreerde Gemeenschapsmodel ingevoerd om snel eenvoudig bescherming aan de rechthebbende te verlenen. De AG concludeert dat als de rechthebbende bewijst wanneer zijn model voor het eerst aan het publiek beschikbaar was gesteld en aangeeft welk element of welke elementen van zijn model aan het model een eigen karakter geven, de rechtbank ervan moet uitgaan dat het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel rechtsgeldig is in de zin van artikel 85, lid 2, van de verordening.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Harmke

publicaties

Gerelateerde artikelen