Inleiding
Advocaat-generaal Szpunar (“A-G”) heeft in zijn conclusie inzake Verwertungsgesellschaft Rundfunk (“VGR”) tegen Hettegger Hotel Edelweiss GmbH (“Hettegger”) geoordeeld dat de doorgifte van televisie-uitzendingen door middel van in hotelkamers geïnstalleerde toestellen geen mededeling aan het publiek in de zin van het auteursrecht vormt, indien deze uitzending tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn.
Wat was er aan de hand?
Hetteger is een vennootschap naar Oostenrijks recht en exploiteert onder meer een hotel in Groβarl in Oostenrijk. De kamers in dit hotel zijn uitgerust met televisietoestellen, waarmee dankzij een aan het hotel toebehorende gemeenschappelijke antenne uitzendingen van verschillende televisieomroepen kunnen worden ontvangen. VGR is een organisatie die zich bezighoudt met het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten. Zij beheert onder meer de rechten van binnen- en buitenlandse televisieomroepen, zoals omroepen waarvan de uitzendingen in de hotelkamers van Hettegger Hotel Edelweiss kunnen worden ontvangen.
VGR stelt zich op het standpunt dat Hettegger door de ontvangst van televisiesignalen in de kamers van het exploiteerde hotel mogelijk te maken, een mededeling aan het publiek verricht en aldus handelt in strijd met rechten die uitsluitend aan VGR toekomen. Hetteger voert daarentegen aan dat hotelkamers geen plaatsen zijn die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn in de zin van de bepalingen tot omzetting van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2006/115 (betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom), en dat dus geen sprake kan zijn van inbreuk op een uitsluitend recht.
Prejudiciële vragen
Het Handelsgericht te Wenen heeft hierop de zaak geschorst en de volgende prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU:
“Is aan de voorwaarde ‚tegen een toegangsprijs’ zoals opgenomen in artikel 8, lid 3, van richtlijn [2006/115] voldaan wanneer
– in de afzonderlijke kamers van een hotel door de hotelexploitant televisietoestellen ter beschikking worden gesteld waarop het signaal van diverse televisie- en radioprogramma’s kan worden ontvangen (‚hotelkamertelevisie’) en
– de door de hotelexploitant gevraagde vergoeding voor het gebruik van de kamers (met ‚hotelkamertelevisie’) per overnachting (‚kamerprijs’), ook het gebruik van het televisietoestel en de daarmee ontvangbare televisie- en radioprogramma’s omvat?”
Oordeel A-G
De A-G begint zijn onderbouwing door aan te halen dat het HvJ reeds heeft geoordeeld dat het doorgeven van een televisiesignaal door middel van in hotelkamers geïnstalleerde televisietoestellen een mededeling aan het publiek vormt in de zin van de Auteursrechtrichtlijn. Echter, in casu gaat het niet om de Auteursrechtrichtlijn, maar om richtlijn 2006/115, die een minder ruime reikwijdte heeft. Desalniettemin vindt de A-G dat aansluiting moet worden gezocht bij de jurisprudentie over de Auteursrechtrichtlijn: ook in dit geval is dus sprake van een mededeling aan het publiek.
De engere reikwijdte van richtlijn 2006/115 blijkt onder meer uit lid 3 van artikel 8 van de richtlijn. De mededeling aan het publiek is immers beperkt tot plaatsen die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn. Strikt genomen zou een hotelkamer onder de reikwijdte van het artikel vallen: voor ‘de entree’ van een hotelkamer dient immers betaald te worden. Volgens de A-G is dit echter in strijd met de bedoeling van de Europese wetgever.
Dit omdat voor de toepassing van de mededeling aan het publiek aangesloten dient te worden bij het verdrag van Rome, inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, waaruit de richtlijn voortvloeit. In dit verdrag is bepaald dat sprake kan zijn van inbreuk op uitsluitende rechten indien betaling van entreegeld wordt gedaan voor het zien van de televisie-uitzendingen an sich. In casu is echter sprake van een aanvullende dienst: primair wordt entreegeld betaald voor horeca-doeleinden, en daarnaast kan in de hotelkamers ook televisie worden gekeken. Volgens de A-G mag de horeca-klant de televisie-uitzendingen dan ook verwachten, net als stromend water, drank en internetverbinding.
Conclusie
De A-G beantwoordt de prejudiciële vraag dan ook als volgt:
“Artikel 8, lid 3, van richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaald naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom dient aldus te worden uitgelegd dat het doorgeven van een televisie- of radiosignaal door middel van in hotelkamers geïnstalleerde toestellen geen mededeling van uitzendingen van omroeporganisaties aan het publiek vormt op een plaats die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk is in de zin van die bepaling.”