Het gaat om de zogenaamde Data Retention and Investigatory Powers Act (“DRIPA”), die in 2014 in het Verenigd Koninkrijk werd ingevoerd. Op grond van deze zijn Britse providers verplicht om telefoon- en internetdata van klanten twaalf maanden lang op te slaan.
Politie en andere autoriteiten konden middels de wet toegang krijgen tot persoonlijke telefoon en internetgegevens, zonder adequaat toezicht. De rechtbank oordeelde dat de wet in strijd is met EU-regels, vanwege een gebrek aan waarborgen. Zo wordt niet voorzien in een voorafgaand onderzoek door een rechtbank of onafhankelijke administratieve autoriteit.
De rechtszaak werd aangespannen door Tom Watson, de vice-voorzitter van de Britse Labour-partij. Volgens hem is de uitspraak ook van invloed op de wet op de onderzoeksbevoegdheden (Investigatory Powers Act 2016), die is gebaseerd op de DRIPA. Met die wet kan de Britse overheid telefoon- en internetdata van klanten op nog grotere schaal opvragen en mogen Britse veiligheidsdiensten gericht hacken. Volgens Watson is groot deel van de inhoud van deze wet nu onwettig en moet deze dringend worden gewijzigd.
In aanloop naar de uitspraak van de rechter werd de DRIPA in november al aangepast. Of die wijzigingen voldoende zijn oordeelde de Britse rechtbank dinsdag niet. Daarvoor loopt een zaak bij het Europese Hof van Justitie, waar in februari uitspraak wordt gedaan.
Volgens de Britse minister van Veiligheid, Ben Wallace, had de regering reeds aangegeven om de Investigatory Powers Act 2016 te wijzigen. Hij zegt verder blij te zijn met het feit dat de uitspraak het regime niet ondermijnt.
“We had already announced that we would be amending the Investigatory Powers Act to address the two areas in which the court of appeal has found against the previous data retention regime. We welcome the fact that the court of appeal ruling does not undermine the regime and we will continue to defend these vital powers, which Parliament agreed were necessary in 2016, in ongoing litigation.”
