3D-printing technologie ontwikkelt zich snel. Zal het auteursrecht de technologie kunnen bijbenen en een oplossing kunnen bieden voor de grote impact van het kopiëren van beschermde werken door consumenten?
Naar verwachting investeren bedrijven wereldwijd in 2019 ongeveer 13,8 miljard dollar in 3D-printen. Dit is een stijging van 21,8% ten opzichte van 2018. Dat voorspelt onderzoeksbureau IDC in haar Worldwide Semiannual 3D Printing Spending Guide, zo meldt Maakindustrie.nl. De zorg bestaat dat 3D-printen, naast de grote voordelen die het biedt, ook tot grote verliezen in de maakindustrie zal leiden. 3D-printers maken het voor consumenten mogelijk om veel producten zelf te maken (of te laten maken) in plaats van deze te kopen. Zijn deze zorgen terecht of biedt het auteursrecht wellicht bescherming?
3D-printtechnologie
Het 3D-printproces begint met een Computer Aided Design (CAD)-bestand waarin het te printen object digitaal wordt geformatteerd met behulp van speciale software of een 3D-scanner. Het CAD-bestand wordt vervolgens geëxporteerd naar de 3D-printer, die het omzet in een driedimensionaal object dat laag voor laag wordt opgebouwd.
In combinatie met een 3D-scanner, maken 3D-printers het mogelijk om fysieke kopieën te maken van bijna elk object. Indien dat gebeurt zonder toestemming van rechthebbenden, kan dat leiden tot inbreuken op intellectuele eigendomsrechten, zoals het auteursrecht.
Auteursrecht
Het auteursrecht geeft de maker van een literair, artistiek, wetenschappelijk of ander creatief werk het exclusieve recht om het werk te verveelvoudigen en openbaar te maken en te voorkomen dat anderen het kopiëren of exploiteren. Alleen de auteur, de maker van het werk, mag van het werk kopieën maken en deze kopieën aan het publiek verstrekken. Derden mogen dit alleen doen met toestemming van de rechthebbende.
Optreden tegen commercieel gebruik
3D-scanners in combinatie met een 3D-printer maken het mogelijk een fysieke kopie van een beschermd werk te maken die identiek is aan het originele werk. Deze kopieën kunnen commercieel worden verkocht. Daarnaast kan het auteursrechtelijk beschermde werk worden omgezet in een CAD-bestand, dat online kan worden verspreid.
Hoewel handhaving van rechten niet altijd gemakkelijk is, kunnen beide handelingen als piraterij worden beschouwd en kan er gewoon tegen opgetreden worden. Juist niet-commercieel gebruik door consumenten zal wellicht de grootste uitdaging vormen.
Niet-commercieel gebruik
Ten eerste kunnen consumenten ongeautoriseerde CAD-bestanden downloaden. Dat kwalificeert als downloaden uit illegale bron, waarvan het Europese Hof in 2014 heeft geoordeeld dat het niet is toegestaan (zie de ACI Adam-zaak). Ook daar kan dus tegen worden opgetreden, zowel (in sommige gevallen) tegen de platforms waarop de CAD-bestanden worden aangeboden (zie de L’Oréal/eBay-zaak en de Pirate Bay-zaak), als tegen de downloader zelf (zie de Dutch Filmworks-zaak).
Ten tweede kunnen consumenten auteursrechtelijk beschermde werken die zij zelf legaal hebben gekocht, scannen en kopiëren zonder gebruik te maken van een CAD-bestand van een derde partij. Kunnen de rechthebbenden een dergelijke handeling ook tegengaan?
Is een 3D-kopie een privékopie?
De Europese Auteursrechtrichtlijn (2001/29/EG) biedt EU lidstaten de mogelijkheid om in hun auteursrechtwetgeving een uitzondering op te nemen voor het kopiëren voor privégebruik. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, net als veel andere EU-lidstaten. Daardoor is het natuurlijke personen toegestaan om voor privégebruik kopieën te maken van beschermde werken zonder toestemming van de auteursrechthebbende. Die uitzondering kan één-op-één worden toegepast op een fysieke, 3D-geprinte kopie. In beginsel kunnen rechthebbenden dus niet optreden tegen consumenten die fysieke producten kopiëren voor privégebruik.
Billijke compensatie
Nederland moet er vanwege de privékopie-uitzondering wel voor zorgen dat rechthebbenden een “billijke compensatie” ontvangen. Zij lijden immers inkomstenderving omdat de consument het betreffende werk niet nogmaals hoeft aan te schaffen. De wijze waarop de billijke compensatie wordt geregeld verschilt per lidstaat. Vaak wordt gebruik gemaakt van een heffingssysteem. De Nederlandse heffing wordt toegepast op blanco dragers zoals cd’s en dvd’s en sinds 2013 ook op moderne opslagapparaten zoals mobiele telefoons, computers en harde schijven.
Heffing op de drager of het apparaat?
De capaciteit van een apparaat om kopieën op te slaan is voldoende om een privékopieheffing te rechtvaardigen, ongeacht de hoofdfunctie van het apparaat (zo is een mobiele telefoon primair bedoeld voor communicatiedoeleinden zie de Copydan-zaak). Uitgangspunt in Nederland is dat een heffing wordt geheven op de drager (zoals de blanco cd), niet op het apparaat (zoals de cd-brander).
Dat onderscheid wordt steeds minder relevant omdat moderne apparaten beide functies vervullen. Voor 3D-printers geldt dat echter per definitie niet.
Waarop moet dan een heffing gaan gelden? Op het 3D-printmateriaal zelf ligt niet voor de hand. Dat kan variëren van kunststof tot keramiek en van goud en titanium tot chocola. Dan blijft dus slechts over een heffing op 3D-printers zelf.
Een nieuwe 3D collectieve rechtenorganisatie?
De volgende vraag is hoe de heffing moet worden verdeeld onder de vele verschillende rechthebbenden. Stichting De Thuiskopie is verantwoordelijk voor de inning van thuiskopievergoedingen en de verdeling onder verschillende organisaties, die vervolgens de rechthebbenden uitbetalen, zoals Stemra (componisten en muziekuitgevers), Lira (schrijvers), Norma (acteurs en muzikanten) en Pictoright (fotografen).
3D-printers in combinatie met 3D-scanners maken het mogelijk bijna elk object te kopiëren. We hebben dus niet te maken met (relatief) duidelijk omschreven categorieën van rechthebbenden, zoals muzikanten en schrijvers, maar met allerlei kunstenaars, modeontwerpers en ontwerpbureaus, maar ook met fabrikanten van meubels, gebruiksvoorwerpen, sieraden of auto-onderdelen. Het is slechts een kwestie van tijd voordat auteursrechthebbenden een vorm van compensatie zullen vragen voor de privékopieën die met 3D-printers worden gemaakt. Er zou voor gekozen kunnen worden om een aparte collectieve beheersorganisatie in het leven te roepen, maar zelfs dan lijkt de administratieve rompslomp bijna onoverkomelijk.
Kortom, indien de voorspellingen uitkomen en consumentenprinters gemeengoed worden de komende jaren, ligt de bal bij de wetgever om de privékopie-uitzondering op de schop te nemen.