Lees hier de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Onderstaande noot verscheen in Mediaforum.
De exploitatie van afbeeldingen van beroemdheden is “big business”. Het gaat in deze zaak niet om de schending van de portretrechten van de beroemdheden die daarmee gepaard kan gaan. De eiseres, Bruno Press, vertegenwoordigt de rechten van fotografen, ook wel “paparazzi” genoemd. Naar eigen zeggen is Bruno Press exclusief vertegenwoordiger in Nederland van diverse agentschappen waar de paparazzi bij zijn aangesloten.[1]
De gedaagde, IMT, exploiteert een website onder de naam Showbiznewz.nl. De website bestaat deels uit redactionele berichten over beroemdheden. Die berichten worden, zo vermoed ik, door de exploitant van Showbiznews.nl geschreven, IMT. De website bevat daarnaast een afdeling genaamd “sterren”. Bezoekers van de website kunnen foto’s uploaden die opgenomen kunnen worden in dit gedeelte van de website. Op het moment van schrijven van deze noot zijn er van 2071 Nederlandse en internationale beroemdheden foto’s op de website geplaatst. De foto’s zijn op het eerste gezicht in tamelijk willekeurige volgorde geplaatst. Wie op de foto van één van de sterren klikt, wordt naar een overzichtspagina geleid. Deze toont alle foto’s van de desbetreffende ster op de site en eventueel videomateriaal. Er is op de pagina van de individuele ster ook een korte biografie opgenomen en links naar de nieuwsberichten over de ster op Showbiznews.nl en elders op het internet. Van de Amerikaanse ster Cameron Diaz zijn bijvoorbeeld 76 foto’s geplaatst en 3 video’s. Van de Nederlandse ster Harry Mens zijn twee foto’s op de site geplaatst.
Bezoekers van Showbiznewz.nl hebben in totaal 32 foto’s geplaatst op Showbiznewz.nl, waarvan Bruno Press de rechthebbenden vertegenwoordigt. IMT heeft de foto’s verwijderd na melding van Bruno Press dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de paparazzi die zij vertegenwoordigt. Op de website is een disclaimer opgenomen (r.o. 3.3). Naar eigen zeggen verwijdert IMT beweerdelijk inbreukmakende foto’s zodra zij door de rechthebbende erop wordt geattendeerd dat foto’s door een onbevoegde persoon op de website zijn geplaatst.
Bruno Press stelt zich in deze zaak op het standpunt dat IMT zelfstandig inbreuk maakt op de auteursrechten van de paparazzi die zij vertegenwoordigt. De voorzieningenrechter geeft haar daarin gelijk.
“Door gelegenheid te geven tot publicatie van foto’s op haar website waarop auteursrecht van derden rust, wat bij de thans besproken foto’s het geval was zoals IMT heeft erkend, heeft ook IMT inbreuk gemaakt op dat auteursrecht en is zij in beginsel aansprakelijk voor schade die uit haar onrechtmatig handelen voortvloeit.” (r.o. 4.7)
Hiermee introduceert de voorzieningenrechter een verbodsrecht dat de Auteurswet niet kent. Het “gelegenheid bieden” aan anderen om inbreuk te plegen, is naar Nederlands recht geen op zichzelf staande inbreukmakende handeling. De Auteurswet kent geen vorm van indirecte of afgeleide inbreuk. In overweging 27 van de preambule bij de Europese Auteursrechtrichtlijn uit 2001 is opgenomen dat “[d]e beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken of te verrichten ( ) op zich geen mededeling in de zin van deze richtlijn [is]”.[2] Hiermee heeft de Europese wetgever uitvoering gegeven aan de Agreed Statement bij artikel 8 van het WIPO Auteursrechtverdrag uit 1996.[3] Uit het arrest Buma/De Vries van de Hoge Raad uit 1957 blijkt dat de zaaleigenaar die gelegenheid biedt tot het openbaar maken van inbreukmakende muziek niet zelf inbreuk op het auteursrecht pleegt.[4] In het Scientology-vonnis van de rechtbank Den Haag oordeelde de rechtbank dat de gedaagde internetproviders niet in strijd met het auteursrecht van de Scientology handelden, omdat zij “slechts gelegenheid geven tot openbaarmaking” door hun abonnees.[5]
Voorzover auteursrechtinbreuk wordt gepleegd, zijn het de gebruikers van de diensten van IMT die dat doen. Dit laat onverlet dat IMT onder omstandigheden onrechtmatig kan handelen tegenover Bruno Press door derden in de gelegenheid te stellen inbreukmakend materiaal op de website te plaatsen. De voorzieningenrechter is in dit verband van mening dat IMT zich niet kan beroepen op het vrijwaringsregime van artikel 6:196c BW. Dit omdat IMT volgens de voorzieningenrechter “het initiatief tot het doorgeven van informatie door haar bezoekers” neemt (r.o. 4.4). De voorzieningenrechter lijkt hiermee artikel 6:196c lid 1 BW toe te passen. Die bepaling vormt de implementatie van artikel 12 van de Europese Richtlijn elektronische handel (hierna: “de Richtlijn”) en bevat een vrijwaring in het geval van doorgiftediensten.[6] De aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij verliest op grond van die bepaling zijn vrijwaring van aansprakelijkheid indien hij het initiatief tot het doorgeven van de informatie neemt. De bepaling geldt bijvoorbeeld voor de dienst die bestaat uit het verlenen van toegang tot het internet.
In het onderhavige geval gaat het echter niet om doorgifte van informatie. Voorzover artikel 6:196c BW van toepassing is, ligt het eerder voor de hand te toetsen aan de criteria van het vierde lid van die bepaling. Artikel 6:196c lid 4 is van toepassing op de dienst die bestaat uit het “op verzoek opslaan van van een ander afkomstige informatie”. De bepaling vormt een implementatie van artikel 14 van de Richtlijn. Op grond van die bepaling is de aanbieder van de dienst van de informatiemaatschappij niet aansprakelijk voor inbreuken op het auteursrecht die via zijn dienst worden gepleegd indien hij, kortweg, maatregelen neemt om het inbreukmakende materiaal te verwijderen zodra hij “daadwerkelijke kennis” heeft van het inbreukmakende karakter daarvan.
Het is aannemelijk dat de dienst die IMT aanbiedt inderdaad gekwalificeerd moet worden als een opslagdienst. IMT slaat immers op verzoek van de afnemers van haar dienst foto’s op. Dat de website daarnaast ook redactionele berichten bevat, doet daar niet aan af. Een tussenpersoon kan gelijktijdig verschillende diensten aanbieden. De Europese wetgever heeft niet bepaalde type dienstverleners (onder omstandigheden) willen vrijwaren van aansprakelijkheid; het gaat om de dienst die wordt aangeboden.[7] Het hybride karakter van de website van Showbiznews.nl kan m.i. niet tot gevolg hebben dat de exploitant als gevolg daarvan in het geheel geen beroep meer toekomst op het vrijwaringsregime. Dat is ook niet nodig. Het is heel goed mogelijk ten aanzien van de redactionele berichten de maatstaven van artikel 6:162 BW toe te passen, terwijl de opslagdienst wordt beoordeeld op grond van artikel 6:196c lid 4 BW.
Het is mogelijk dat IMT zich niet met succes op artikel 6:196c lid 4 BW kan beroepen. Het vrijwaringsregime is niet van toepassing indien de foto’s “op gezag of onder toezicht” van IMT zijn geplaatst (artikel 14 lid 2 van de Richtlijn). Deze uitzondering impliceert dat sprake is van daadwerkelijke kennis van de inbreukmakende handelingen.[8] Denkbaar is dat IMT zich ervan bewust is of moet zijn dat de foto’s, gelet op het onderwerp daarvan, auteursrechtelijk beschermd zijn en dat het onmiskenbaar is dat degenen die de foto’s plaatsen niet gerechtigd zijn dat te doen. De voorzieningenrechter lijkt iets dergelijk te impliceren (r.o. 4.5). Om tot die slotsom te komen, zou m.i. aangetoond moeten worden dat bijna alle foto’s die op Showbiznews.nl worden geplaatst inbreukmakend zijn. In een procedure waarin het “slechts” om 32 foto’s gaat, zal dat niet snel mogen worden aangenomen.
Onder bijzondere omstandigheden kan het aanbieden van de volledige internetdienst onrechtmatig zijn tegenover rechthebbenden, zo heeft het Hof Amsterdam bepaald in de ZoekMP3-zaak.[9] De bijzondere omstandigheden van die zaak lijken zich hier echter niet voor te doen. IMT zal haar inkomsten bijvoorbeeld niet overwegend uit de inbreukmakende handelingen van haar gebruikers verwerven.
Op de aanbieder van opslagdiensten rust geen vergewissingsplicht ten aanzien van de informatie die door de gebruikers van zijn diensten wordt geplaatst. Artikel 15 van de Richtlijn elektronische handel bepaalt dat het de lidstaten niet is toegestaan aanbieders van, onder meer, opslagdiensten een algemene toezichtplicht op te leggen. De voorzieningenrechter lijkt dat ook niet van IMT te verlangen. Hij suggereert dat voldoende is als degene die een foto plaatst verklaart dat hij of zij rechthebbende is (r.o. 4.6). Dat is dan ook de oplossing waar IMT na dit vonnis voor lijkt te hebben gekozen. Wie nu een foto wil plaatsen moet het volgende verklaren: “Ik verklaar hiermee de rechthebbende van het door mij geüploade medium te zijn of de toestemming van de rechthebbende te bezitten.”
Het is prettig voor IMT dat de voorzieningenrechter zo goed heeft meegedacht. Ik betwijfel alleen of dit er toe zal leiden dat door de gebruikers van de website geen inbreuk meer zal worden gemaakt op de rechten van de paparazzi die Bruno Press vertegenwoordigt. De zorgplicht van IMT houdt hiermee niet op. Het opnemen van de verklaring ontslaat IMT niet van de verplichting inbreukmakende foto’s te verwijderen na melding door Bruno Press. Laat dat nou precies zijn wat artikel 6:196c lid 4 BW voorschrijft. Niet meer, niet minder.
[1] Uit het vonnis blijkt niet of Bruno Press dat op basis van een al dan niet exclusieve licentie is en in hoeverre zij een procesvolmacht heeft om de verbodsvorderingen in te stellen. In r.o. 2.2. wordt Bruno Press “rechthebbende” genoemd.
[2] Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001, Pb. 2001, L 167/10 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.
[3] Agreed Statement bij artikel 8 van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht, Genève 20 december 1996, Trb. 1997, nr. 318 (WIPO document CRNR/DC/96 van 23 december 1996)
[4] HR 8 maart 1957, NJ 1957, 271 (Buma/De Vries).
[5] Rb. Den Haag 9 juni 1999, AMI 1999-5, p. 113 (Scientology/XS4ALL e.a.). In een andere zaak oordeelde dezelfde voorzieningenrechter overigens dat de eigenaar of beheerder van een website geen inbreuk pleegt op het auteursrecht door derden in de gelegenheid te stellen op een forum foto’s te plaatsen. Rb Amsterdam 1 november 2007, Computerrecht 2008/1 nr. 8 (Koninklijke familie/Vereniging Martijn) m.nt. Alberdingk Thijm
[6] Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt.
[7] Chr.A. Alberdingk Thijm, ‘Wat is de zorgplicht van Hyves, XS4ALL en Marktplaats?’, Ars Aequi 2008/07-08, pp. 573-580.
[8] Om die reden vond de Nederlandse wetgever het waarschijnlijk onnodig de bepaling om te zetten in artikel 6:196c BW.
[9] Hof Amsterdam 15 juni 2006, Computerrecht 2006, 138 (Brein / Techno Design) m.nt. Volgenant.