De rechtbank Groningen heeft een uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van wederrechtelijk verkregen videobeelden als bewijs in een civiele procedure.
Het ging in casu om cameratoezicht op de werkplek, waarbij het het gebruik van de verborgen camera niet kenbaar was gemaakt.
De rechtbank komt eerst tot de conclusie dat de betreffende videobeelden wederrechtelijk zijn verkregen, één en ander in het licht van artikel 139f Strafrecht.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat de rechter in een civiele procedure echter een grote vrijheid in de waardering van het bewijs. Immers, materiële waarheidsvinding staat voorop.
Bij onrechtmatig verkregen bewijs dient er een belangenafweging te worden gemaakt, waarbij enerzijds het belang van de werkgever speelt om onrechtmatigheden in de onderneming te kunnen opsporen, en anderzijds het belang van de werknemer om beschermd te zijn tegen inbreuken op zijn privacy, ook op de werkplek.
Gelet op de bewijsnood heeft, naar het oordeel van de rechtbank, de werkgever in dit geval gehandeld met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en acht de rechter het verkregen bewijs bruikbaar in deze procedure.
Lees hier de hele uitspraak.
Gepubliceerd op 11 april 2008 categorieën Privacy & gegevensbescherming
Bron: Rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.